Deze paper beschouwt de evolutie van bedrijfsdynamiek en de mogelijke link met productiviteitsgroei in België. Gegevens over de oprichting van bedrijven, de stopzetting van ondernemingen en de herverdeling binnen een bedrijfstak worden besproken. Data van Belgische bedrijven, over de periode 2003-2017, worden gebruikt voor een decompositie van de productiviteitsgroei. Er zijn duidelijke aanwijzingen voor de substantiële bijdrage van de productiviteitsgroei van start-ups in de eerste jaren na hun oprichting.
Naast de productiviteitsgroei van bedrijven, kunnen ook de toe- en uittreding van ondernemingen en de verschuiving van marktaandelen tussen gevestigde bedrijven, bijdragen aan de productiviteitsgroei van bedrijfstakken. Startende ondernemingen kunnen gevestigde bedrijven uitdagen en bedrijfstakken verjongen door nieuwe producten; diensten; technologieën en organisatievormen te introduceren. Gevestigde bedrijven kunnen op verschillende manieren reageren op de concurrentiedruk van start-ups, maar de minst productieve onder hen kunnen gedwongen worden om hun activiteiten stop te zetten. Herverdeling tussen gevestigde bedrijven kan productiviteitsverhogend zijn als productiemiddelen verschuiven van bedrijven met een lage productiviteit naar bedrijven met een hoge productiviteit.
Afnemende bedrijfsdynamiek wordt recent aangehaald als een mogelijke verklaring voor de structurele vertraging van de productiviteitsgroei in de meeste OESO-landen. Deze working paper beschouwt het niveau, en de evolutie, van bedrijfsdynamiek en het mogelijke verband met de productiviteitsgroei in België.
Er zijn verschillende concepten en gegevensbronnen over ondernemerschap. Een ruime definitie beschouwt btw-registratie, die verplicht is voor de meeste marktactiviteiten in België. Een iets strikter concept is de oprichting van een onderneming waarbij er een belangrijk onderscheid is tussen ondernemingen met werknemers en ondernemingen zonder werknemers. Onder ondernemingen zonder werknemers vallen zelfstandige ondernemers die geen werknemers in dienst hebben, maar ook bedrijven die zijn opgericht voor belastingdoeleinden of vastgoedportefeuillebeheer. Hoewel zelfstandige ondernemers in sommige bedrijfstakken een belangrijke rol spelen, zijn ondernemingen zonder werknemers waarschijnlijk minder groei-gedreven en daarom minder relevant vanuit het perspectief van de groei van een bedrijfstak, dan ondernemingen met werknemers die ondernemingen omvatten met de ambitie om te innoveren en te groeien. Gegevens over ondernemingen met werknemers, die slechts voor een relatief korte periode beschikbaar zijn, tonen geen daling van de toetreding voor België, maar eerder een stabilisatie op een laag niveau, in vergelijking met andere EU-landen. Uit gegevens over de oprichting van vennootschappen, die voor een langere periode beschikbaar zijn, blijkt dat het aantal start-ups in België in de jaren 1980 aanzienlijk is gestegen, in de eerste helft van de jaren 1990 dramatisch is gedaald en sindsdien op een laag niveau is gestagneerd. De uittreding van ondernemingen met werknemers is in België nog lager en lijkt verder af te nemen. In vergelijking met andere EU-landen heeft België ook een laag aandeel snelgroeiende bedrijven en, meer in het algemeen, een laag aandeel groeigedreven ondernemers.
Jaren van lage economische groei worden vaak gekenmerkt door een toegenomen exit van laagproductieve bedrijven ('cleansing'), maar ook door potentieel langdurige negatieve effecten ('scarring'), zoals een afname van de creatie van ondernemingen. Dit lijkt het geval te zijn geweest tijdens de zogenaamde Grote Recessie die volgde op de wereldwijde financiële crisis van 2007-2008. Recente gegevens tonen aan dat de Covid-19-crisis, ondanks de dramatische economische impact, tot nu toe niet heeft geleid tot een afname van het aantal startende ondernemingen of een toename van het aantal faillissementen. Het aantal bedrijven dat in april en mei 2020 werd opgericht, aan het begin van de Covid-19-crisis in België, lag ver onder het niveau in dezelfde maanden in 2019. Vanaf juni 2020 overtrof de oprichting van bedrijven echter het niveau van voorgaande jaren, in die mate dat in de periode maart-december 2020 meer bedrijven zijn opgericht dan in dezelfde periode voor de jaren 2015-2019. Het aantal faillissementen, dat al enige tijd een dalende trend vertoont in België, was vanaf maart 2020 zeer laag, verklaard door twee moratoriums op faillissementen maar ook door het feit dat de Federale Overheidsdienst Financiën en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid niet hebben aangedrongen op het faillissement van ondernemingen met achterstallige betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen. Bovendien kregen bedrijven en zelfstandigen aanzienlijke steun op federaal, regionaal en lokaal niveau, zoals tijdelijke werkloosheidsuitkeringen voor getroffen werknemers, betalingsplannen voor belastingen en socialezekerheidsbijdragen en vervangingsinkomen voor zelfstandigen (overbruggingsrecht). Hoewel de voorspelde toename van het aantal faillissementen zich nog niet heeft voorgedaan, is het de vraag wat er zal gebeuren als de steunmaatregelen worden teruggeschroefd of aflopen.
De herverdeling van banen – de som van gecreëerde en verloren banen ten opzichte van de totale werkgelegenheid – is in de meeste OESO-landen gedaald, iets meer in marktdiensten dan in de verwerkende industrie. Ook in België daalde de herverdeling van banen, maar iets minder dan in andere landen.
Een positieve correlatie tussen bedrijfsdynamiek en productiviteitsgroei bewijst niet noodzakelijkerwijs een oorzakelijk verband. Afnemende bedrijfsdynamiek en vertraging van de productiviteitsgroei kunnen beide het gevolg zijn van stagnerende bedrijfstakken, een afname van groeimogelijkheden of demografische factoren. Tests van het oorzakelijk verband tussen toetreding, uitreding en productiviteitsgroei in België, gerapporteerd in deze paper, tonen aan dat de resultaten cruciaal afhangen van de vraag of de toegevoegde waarde of de omzet wordt beschouwd als een maatstaf voor de output van een onderneming en leveren geen eenduidige conclusies over het potentiële oorzakelijke verband tussen bedrijfsdynamiek en productiviteitsgroei.
Deze paper toont de resultaten van een decompositie van de productiviteitsgroei, gebruikmakend van gegevens over Belgische bedrijven over de periode 2003-2017. Deze decompositie is niet gericht op het opsporen van oorzakelijke verbanden, maar op het beoordelen van de relatieve bijdrage van vier componenten van de productiviteitsgroei op bedrijfstakniveau: de toetreding van bedrijven; de uittreding van bedrijven; de herverdeling van marktaandelen tussen gevestigde ondernemingen en productiviteitsgroei op bedrijfsniveau. Voor de decompositie worden vier alternatieve productiviteitsschattingen gebruikt op basis van twee verschillende schattingsprocedures en twee alternatieve indicatoren van de output van een onderneming (toegevoegde waarde en omzet).
Voor de decompositie worden gevestigde bedrijven onderverdeeld in drie afzonderlijke leeftijdsgroepen: start-ups (1-4 jaar na toetreding); jonge bedrijven (5-9 jaar) en volwassen bedrijven (10 jaar of ouder). Deze uitsplitsing lijkt relevant, aangezien er aanzienlijke verschillen zijn tussen leeftijdsgroepen, in de omvang, en zelfs het teken van bijvoorbeeld de bijdrage van herverdeling, en productiviteitsgroei op bedrijfsniveau, aan de productiviteitsgroei op bedrijfstakniveau. Een decompositie die alle gevestigde ondernemingen beschouwt, ongeacht hun leeftijd, zou deze verschillen tussen leeftijdsgroepen, die nuttige informatie verschaffen over leeftijdsspecifieke patronen, niet aan het licht brengen.
De resultaten van de decompositie hangen af van welke productiviteitsschatting wordt overwogen, waarschijnlijk door gekende vertekeningen in de schatting van productiviteit, die onvoldoende kunnen worden opgelost met de beschikbare bedrijfsgegevens. Vooral de resultaten met betrekking tot de bijdrage van de toetreding van ondernemingen lijken nogal gevoelig, met tegenstrijdige conclusies, zelfs met betrekking tot het teken van de bijdrage.
De relatieve bijdrage van de uittreding van bedrijven is negatief, enigszins verrassend, aangezien uittredende bedrijven gemiddeld een productiviteit onder het bedrijfstakgemiddelde hebben. De negatieve bijdrage vloeit voort uit een kleine groep uittredende ondernemingen met een productiviteit boven het gemiddelde en een groter aandeel in de productie van de bedrijfstak dan de aanzienlijk grotere groep van uittredende ondernemingen met een lage productiviteit, maar ook met een kleiner aandeel in de productie van de bedrijfstak. In toekomstig onderzoek zou kunnen worden nagegaan of de hoogproductieve bedrijven die hun activiteiten blijken te hebben stopgezet, betrokken waren bij fusies en overnames, wat zou betekenen dat ze hun activiteiten voortzetten en dat hun uitteding eerder administratief is dan een echte uittreding.
Er zijn meer robuuste conclusies te vinden voor de relatieve bijdrage van herverdeling. Start-ups lijken na toetreding een experimentele fase door te maken, gericht op het opbouwen van een klantenbestand, waarbij selectie niet plaatsvindt op basis van productiviteit, aangezien veel laagproductieve start-ups in de eerste jaren na toetreding hun marktaandeel zien toenemen. Voor volwassen bedrijven is herverdeling wel productiviteitsverhogend. Volwassen bedrijven met een productiviteit boven (onder) het bedrijfstakgemiddelde zien hun marktaandeel doorgaans toenemen (afnemen). Dit proces van groei van het marktaandeel, ongeacht het aanvankelijke productiviteitsniveau, en een aanzienlijke productiviteitsgroei van start-ups, lijkt sterker te zijn in marktdiensten dan in de verwerkende industrie.
De meest robuuste conclusie van de decompositie van de productiviteitsgroei is de sterk positieve bijdrage van de productiviteitsgroei van bedrijven. Wanneer deze component wordt uitgesplitst naar de leeftijd van bedrijven, dan blijkt dat de productiviteitsgroei van start-ups veruit het meest bijdraagt aan de productiviteitsgroei van een bedrijfstak. Deze bevinding bevestigt de conclusie van eerdere studies van de cruciale rol van start-ups voor de productiviteitsgroei van bedrijfstakken. Een zorgwekkendere vaststelling is de daling van de relatieve productiviteit van toetredende bedrijven en de verminderde positieve bijdrage van de productiviteitsgroei van start-ups.
Met het gebruikelijke voorbehoud vanwege gekende beperkingen van gegevens en methodologie, suggereert de decompositie in deze paper dat het lage niveau van bedrijfsdynamiek in België, of de evolutie ervan, geen definitieve verklaring biedt voor de structurele daling van de productiviteitsgroei in de meeste bedrijfstakken. Bedrijven lijken intrinsieke problemen te ondervinden om hun productiviteitsgroei te verhogen of zelfs te handhaven. De lage graad van uittreding van bedrijven in België kan echter wijzen op het bestaan van belemmeringen voor laagproductieve bedrijven om hun activiteiten stop te zetten. Dit kan de kansen voor start-ups, die van cruciaal belang blijken te zijn voor productiviteitsgroei, beperken. Regelgeving en administratieve lasten, zwakke contracthandhaving, financieringsbeperkingen of inefficiënte faillissementsprocedures worden vaak naar voren gebracht als factoren die de toe- en uittreding van ondernemingen kunnen belemmeren. De lage instroom, met name van groei-gedreven ondernemers, rechtvaardigt beleid dat dit soort ondernemerschap ondersteunt, tijdens de opstart, maar ook tijdens de fase van doorgroei na toetreding.