De Europese Habitatrichtlijn (92/43/EG) heeft als doel het in stand houden en herstellen van natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora. In het Belgische deel van de Noordzee (BNZ) komen 2 habitattypes voor die opgenomen zijn in Annex 1 van deze richtlijn, namelijk permanent met zeewater overspoelde zandbanken (habitattype 1110) en riffen (habitattype 1170). Daarnaast zijn de bruinvis, de grijze zeehond en de gewone zeehond en de fint soorten van communautair belang (bijlage II) die in het BNZ voorkomen.
De Europese Vogelrichtlijn (2009/147/EG) beoogt de bescherming van alle in het wild voorkomende vogelsoorten en vereist dat lidstaten de nodige maatregelen nemen om de populaties op hun grondgebied op niveau te houden of te herstellen. Beide Europese richtlijnen vereisen het afbakenen en beheren van beschermde gebieden en stellen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van de soorten waarvoor deze gebieden zijn aangeduid, er niet mag verslechteren en dat storende factoren met een negatief effect op de te beschermen soorten of habitats niet mogen optreden. Deze beschermde gebieden worden ook Natura 2000-gebieden genoemd en vormen samen het Europees Natura 2000-netwerk.
Binnen de Belgische context is het milieubeleid op zee een federale bevoegdheid en de federale wet ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België van 20 januari 1999 (MMM-wet) vormt de grondslag voor het beleid. Om een correcte uitvoering te kunnen geven aan de Habitat- en Vogelrichtlijn in het BNZ werd op 27 oktober 2016 het koninklijk besluit (KB) betreffende de procedure tot aanduiding en beheer van de mariene beschermde gebieden aangenomen. Dit KB legt onder meer de procedures vast voor het aanwijzen van Natura 2000-gebieden en voor het opstellen en aannemen van instandhoudingsdoelstellingen (IHDs), beheerplannen en instandhoudingsmaatregelen. Zowel voor de IHDs als voor de beheerplannen voorziet het KB een herziening zoveel als mogelijk samenlopend met de
actualisatie van de goede milieutoestand (Good Environmental Status - GES) en het maatregelenprogramma van de kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) (2008/56/EG) maar ten laatste 6 jaar na aanname. Verder beschrijft het KB ook de procedure met betrekking tot de passende beoordeling voor projecten en plannen die mogelijks een significante impact kunnen hebben op een Natura 2000-gebied.