West-Vlaanderen telt op 01.01.2016 ruim 510.000 bewoonde woonentiteiten. 28,6% van die bewoonde woonentiteiten (146.396 entiteiten) wordt niet bewoond door de eigenaar. We kunnen er dus van uit gaan dat dit om huurwoningen gaat. Een Vlaams vergelijkingscijfer 2016 is er niet. Op basis van de gegevens van de census 2011 (= meest recente) ligt het aandeel huurders in Vlaanderen 0,5% hoger dan in West-Vlaanderen.
Wanneer we de geografische spreiding van het aandeel huurwoningen bekijken, dan zijn het vooral de kustgemeenten, de centrumsteden en de arrondissementshoofdplaatsen die de hoogste aandelen huurders laten optekenen.
Naar bouwjaar van de huurwoningen zien we een duidelijke regionale spreiding: de grootste aandelen woningen gebouwd vòòr 1945 merken we op in de westhoek, met name in de gemeenten van het arrondissement Ieper. Wanner we kijken naar de huurwoningen gebouwd tussen 1945 en 2000, dan komen de kustgemeenten en de gemeenten in het oosten van de provincie in het vizier. Ten derde zien we dat 16,6% van de huurwoningen gebouwd zijn na 2000. De kust, met uitzondering van Oostende en Knokke-Heist, komt hier naar voor, alsook vele landelijkere gemeenten in het midden van de provincie.
Bijna de helft van de gezinshoofden in de leeftijdscategorie 18-34 jaar is huurder. In de leeftijdscategorie 35-59 jaar is 28,6% van de referentiepersonen huurder. En in de leeftijdscategorie 60+ is 27,5% van de gezinshoofden huurder van de woning waarin hij/zij woont. Gespreid over de provincie zien we voor elke leeftijdsgroep hetzelfde patroon naar voor komen. De grootste aandelen vinden we terug in de kustgemeenten en de meer stedelijke kernen.
Naar gezinstype zijn er twee types die het meest terug te vinden zijn op de huurmarkt: alleenstaanden en eenoudergezinnen. Van alle alleenstaanden, ongeacht de leeftijd, is bijna de helft huurder; dit ten opzichte van 20 à 25% huurders bij grotere gezinnen. Van de gezinnen met kinderen is een kwart huurder van de woning waarin hij woont. Bij de eenoudergezinnen loopt dit aandeel op tot 57%.
Wat betreft de herkomst zien we dat tweederde van de huishoudens met een referentiepersoon met een vreemde nationaliteit bij geboorte in een woning woont waarvan men niet de eigenaar is.
62,5% van de woningen die verhuurd worden, zijn in het bezit van een particulier. Een derde is eigendom van een privaatrechtelijke organisatie en 4,3% is eigendom van een publiekrechtelijke organisatie.
6,4% van de gezinnen woont in een sociale huurwoning. Er is een duidelijk verschil tussen het profiel van de sociale huurder en de niet sociale huurder. Bij de sociale huurders vinden we vaker 35-59-jarigen en 60-plussers; meer gezinshoofden met een vreemde nationaliteit bij geboorte; vaker 3-4-persoonshuishoudens en 5+persoonshuishoudens; vaker een gezin met kinderen en een eenoudergezin; alsook meer werkzoekende gezinshoofden.
Beleidsaanbevelingen
- Kansarmoedeonderzoeken wijzen er op dat het kansarmoederisico groter is bij huurders dan bij eigenaars. Ook eenoudergezinnen en alleenstaanden hebben een groter kansarmoederisico. Rekening houdend met de gezinstypes die het meest huren (alleenstaanden en eenoudergezinnen) kunnen we stellen dat bij het inzetten op de huurmarkt er vooral aandacht zal moeten zijn voor de betaalbaarheid.
- Recente huishoudprognoses voor de periode 2016-2026 tonen dat er vooral in het segment van de kleine gezinnen een toename verwacht wordt. De nood aan bijkomende woningen, dus ook huurwoningen, zal vooral in dit segment van de woningmarkt gesitueerd moeten zijn.
- Kleinere woonentiteiten voor kleinere huishoudens vragen voldoende investering in openbaar of semi-openbaar groen.
- De huurmarkt zit geconcentreerd in de kustgemeenten en de meer stedelijke centra in de provincie (arrondissementshoofdplaatsen). Het zijn ook die plaatsen die het meest in trek zijn bij jonge huurders (starters op de woningmarkt), alleenstaanden en eenoudergezinnen. Een gespreide inzet van middelen ter ondersteuning van de huurmarkt in de provincie is aangewezen.