Het beleid heeft nood aan cijfers. Dit zijn bij voorkeur eenvoudige indicatoren, die de toestand van de natuur aangeven en de resultaten van de geleverde inspanningen kwantificeren. Met het Natuurdecreet van 1997 kreeg het Instituut voor Natuurbehoud de opdracht tweejaarlijks te rapporteren over de toestand van de natuur in Vlaanderen en het beleid terzake. Het NARA legt zo een wetenschappelijke basis voor het Vlaamse natuurbeleid. Het draagt bij aan internationale initiatieven en verplichtingen ter zake en kan een kader bieden voor lokale overheden. Het informeert ook belangenorganisaties en het brede publiek over de toestand van de natuur. De informatie uit het NARA wordt samengevat in het MIRA (Milieu- en natuurrapport) en ondersteunt aldus ook het milieubeleid.
Het Natuurrapport 2003 is het derde in de rij. De inhoud van de natuurrapportering wordt geleidelijk breder: via verstoringsketens en maatschappelijke aspecten in NARA 2001, tot duurzaam natuurgebruik en kennisevaluatie in NARA 2003. Deze trend weerspiegelt een algemene vaststelling uit dit NARA: ook het natuurbehoud zelf breekt uit de klassieke reservaten en zoekt integratie met andere beleidsdomeinen.
Tegelijkertijd met de inhoudelijke verbreding wordt getracht de rapporten te beperken tot beleidsrelevante informatie. Zoals MIRA evolueert ook NARA naar een indicatorenrapport. Waar MIRA vooral rapporteert in functie van de mens en zijn leefomgeving, gaat het in NARA om behoud, herstel en duurzaam gebruik van natuur. Een aantal milieu-indicatoren reageert snel en eenduidig op veranderingen en kan jaarlijks worden opgevolgd. Dit geldt echter niet voor de meeste organismen. Zelfs in het dicht bevolkte Vlaanderen leven minstens 35.000 soorten planten en dieren. Gezien de complexiteit van ecosystemen is het niet gemakkelijk om de toestand van de natuur of zelfs maar van een beperkt aantal soorten planten en dieren of systemen op te volgen. Het selecteren van indicatoren voor het natuurbeleid is bijgevolg niet vanzelfsprekend. Naast een aantal periodiek geactualiseerde indicatoren, blijft NARA daarom ook heel wat eenmalige analyses bevatten.
Inventarisatie en monitoring vormen de basis voor de natuurrapportage. NARA 2003 bevat evenwel geen specifiek hoofdstuk over monitoring, daarvoor wordt verwezen naar de vorige uitgave. Het NARA-team werkt ondertussen actief mee aan het sturen, afstemmen en opbouwen van monitoringsystemen, o.m. voor de natuurreservaten. Ook de aandacht voor beschikbare en vooral nog ontbrekende kennis aan het eind van elk hoofdstuk van NARA 2003 beoogt bij te dragen aan de versterking van de wetenschappelijke basis voor (milieu- en) natuurrapporten.
Bij de voorziene reorganisatie van de Vlaamse administratie wordt een verdergaande afstemming tussen MIRA en NARA nagestreefd. Ook de interactie met de milieu- en natuurbeleidsplanning wordt geoptimaliseerd. Inhoudelijk komt de indeling van dit NARA gedeeltelijk overeen met de vijf luiken van het Natuurbeleidsplan (soorten, gebiedsgericht beleid, milieukwaliteit, doelgroepen/draagvlak en lokale besturen). Anderzijds sluit de tweejaarlijkse periodiciteit van NARA minder goed aan op de milieujaarprogramma’s en de vijfjaarlijkse natuurbeleidsplannen. Er wordt zowel aan inhoudelijke als aan procesmatige afstemming gewerkt. Een gezamenlijke meerjarenplanning kan daarbij behulpzaam zijn.