De bakker is er zo de meest voorkomende winkel. Toch verdwenen de laatste tien jaar 817 bakkers. Dit is bijna een kwart. En de bakker is niet alleen: op tien jaar tijd verdwenen er 8.688 winkels, een daling van 17%. Daardoor daalt het aantal winkels per inwoner van 7,8 naar 6,1 per 1.000 inwoners. Deze daling is veel sterker dan in de consumentgerichte diensten (kappers, schoonheidssalons... ) of de horeca.
Er zijn wel grote verschillen, afhankelijk van het soort winkel. Zo is de daling groter bij winkels in periodieke goederen (-3.570 of -23%) en uitzonderlijke goederen (-2.584 of -20%) dan bij winkels in dagelijkse goederen (-2.366 of -12%). Periodieke goederen zijn producten die met enige regelmaat worden gekocht (bv. kleding), uitzonderlijke goederen worden minder frequent gekocht (bv. een fiets). Het stijgend belang van e-commerce speelt hierbij een grote rol. Voeding en producten voor persoonlijke verzorging, die samen de dagelijkse goederen uitmaken, worden immers het minst vaak online gekocht.
De bakkers staan dus nog steeds op één in de lijst van meest voorkomende winkels, ondanks het grote verlies. Ook enkele andere winkels in dagelijkse goederen verliezen sterk: slagerijen en krantenwinkels (‘tabak/lectuur’). Daartegenover is de daling van het aantal apothekers relatief beperkt, en is er een forse groei van (mini)supermarkten. Ook dat is een reden voor de meer beperkte daling van het aantal winkels in dagelijkse goederen.
Afgezien van fietsenwinkels (‘fietsen/scooters/brommers’), die een opvallende stijging kennen, is er overal een verlies bij de winkels voor periodieke en uitzonderlijke goederen. Dit is het meest uitgesproken bij winkels voor dames- en herenmode, schoenenwinkels en bloemenwinkels (‘bloem/plant’). Optiekers blijven redelijk stabiel. Ook de sterkste verliezers buiten de top 12 zijn periodieke en uitzonderlijke goederen: elektro (-382, -38%), lingerie (-229, -30%) en computers (-238, -46%).
In oppervlakte is de evolutie van het winkelaanbod veel minder dramatisch. Daar was er, voor alle winkels samen, slechts een daling van 2%. Het zijn dan ook vooral de kleine winkels die verdwijnen: winkels kleiner dan 100 m² tekenen een verlies op van -22%, winkels van 100-200 m² een verlies van 20%. Winkels groter dan 800 m² nemen daarentegen toe in aantal. Toch is de meerderheid van de winkels nog steeds kleiner dan 100 m².
Ook binnen de supermarkten is deze evolutie naar grotere oppervlaktes duidelijk. Het aantal supermarkten met een oppervlakte kleiner dan 800 m² daalt, terwijl het aantal grotere supermarkten (>800 m²) toeneemt. Het gaat nu bijna om de helft van de supermarkten (49,5%), tien jaar geleden was dat nog maar een derde (35%). Er is nu 0,31 m² supermarktoppervlakte per inwoner, tien jaar geleden was dat nog 0,27 m².
Het mag dan ook niet verbazen dat de winkeloppervlakte voor dagelijkse goederen stijgt met 14%, terwijl de oppervlakte voor periodieke (-10%) en uitzonderlijke (-6%) goederen er wel op achteruit gaat.
Alle andere winkels in de top 12 verkopen periodieke en uitzonderlijke goederen. Het merendeel daarvan gaat achteruit, maar er zijn een paar opvallende uitzonderingen. Dit geldt vooral voor de fietsenwinkels: daar kwam er meer dan 50% oppervlakte bij. Maar ook andere winkels groeien nog aan: woonwarenhuizen, bouwmarkten en tuincentra. Warenhuizen en modewarenhuizen tekenen maar een beperkt verlies op. Dit maakt duidelijk dat de tendens tot schaalvergroting zich niet alleen voordoet in de markt van dagelijkse goederen, maar ook in die van periodieke en uitzonderlijke goederen. We zien meer bepaald een verschuiving van kleinere speciaalzaken naar grotere oppervlaktes in warenhuizen of grote bouw- en tuincentra. De sterkste verliezers buiten de top 12 zijn dan ook allemaal gespecialiseerde winkels in producten die ook in deze warenhuizen en centra worden verkocht: winkels in verf/behang (-64.615, -46%), tuinartikelen (-63.072, 44%), huishoudartikelen (-57.356, -22%), bloemenwinkels (-32.253, -21%), en ijzerwaren en gereedschap (-31.341, -46%).
De toename of afname van het aantal en de oppervlakte van de winkels is niet overal even sterk. De aantallen nemen het sterkst af in enerzijds de centrale winkelgebieden (in de kernen van de gemeenten), en anderzijds bij verspreide winkels (die geen deel uitmaken van een winkelcluster). De aantallen nemen het minst af in de ondersteunende gebieden van de centrale winkelgebieden (doorgaans de aanloopstraten, zoals steenwegen), en in planmatig aangelegde overige gebieden (zoals winkelcentra). Gemeten in oppervlakte is er zelfs een toename in deze gebieden.