Dit rapport is een weergave van de gegevens die verzameld werden binnen het kader van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG). De belangrijkste onderdelen zijn het 'tabellenrapport' waarin alle tabellen van het onderzoek zijn opgenomen en het 'analyserapport' waarin een geselecteerd aantal tabellen verder geanalyseerd wordt. Het onderzoek werd tijdens de periode september 2009 tot september 2010 uitgevoerd.
Verschillende overheden, beleidsmakers, wetenschappelijke onderzoeksteams, studiecentra, burgers en andere participanten die geïnteresseerd zijn in mobiliteit, bouwen en vertrouwen voor de uitvoering van hun dagdagelijkse activiteiten op deze cruciale bron van informatie. Dit type van onderzoek wordt in de meeste West-Europese landen op geregelde tijdstippen uitgevoerd om een goed beeld te krijgen over het verplaatsingsgedrag van personen.
Het onderzoek verplaatsingsgedrag Vlaanderen heeft tot doel een beeld te verkrijgen van een aantal kenmerken van gezinnen en personen die betrekking hebben op de mobiliteit. Wat de gezinskenmerken betreft, heeft dit voornamelijk betrekking op de kenmerken van de vervoermiddelen waarover de gezinnen beschikken. Wat de persoonskenmerken betreft heeft dit voornamelijk betrekking op de effectieve verplaatsingen die door de personen worden gedaan. Hiernaast worden uiteraard nog een aantal bijkomende kenmerken bevraagd teneinde een zinvolle maatschappelijke analyse te kunnen doen (inz. sociologische en demografische kenmerken van de gezinnen en personen).
In Vlaanderen werd het eerste onderzoek naar het verplaatsingsgedrag uitgevoerd tijdens de periode april 1994 tot april 1995. Een tweede onderzoek werd uitgevoerd tijdens de periode januari 2000 tot januari 2001 en een derde tijdens de periode september 2007 en september 2008. Deze 3 OVG’s werden op 3 welbepaalde tijdstippen uitgevoerd (met een interval van ongeveer 5 jaar), telkens met een steekproef van ongeveer 8.000 personen. Dit wordt discontinu onderzoek genoemd. In tegenstelling hiermee is het (4de) OVG niet gestart in 2012 (5 jaar na de start van OVG 3), maar is dit in feite gestart in september 2008 waarbij gedurende een periode van (voorlopig) 5 jaar ongeveer 1.600 personen jaarlijks worden bevraagd (“continu onderzoek”). Het onderzoek gebeurt d.m.v. een enquête bij ongeveer 1.600 personen van 6 jaar en ouder, geselecteerd op basis van een steekproef uit het Rijksregister en dit gedurende een volledig jaar (voor OVG4.2: 1.640 personen met een volledig dossier). Bij deze personen werd een face-to-face bevraging (met computer) uitgevoerd: er werden een aantal vragen gesteld omtrent gezinskenmerken en vervoermiddelen (via de gezinsvragenlijst) en een aantal vragen omtrent verplaatsingen en persoonskenmerken (via de persoonsvragenlijst). Hiernaast werd aan elke persoon een verplaatsingsboekje overhandigd waarin gevraagd werd de verplaatsingen van een toevallig gekozen dag te willen noteren. Nadien werden deze gegevens via een face-to-face contact tussen interviewer en respondent in de computer opgenomen.