Na de Woonsurvey 2005 en het Grote Woononderzoek (GWO) 2013 is de Woonsurvey 2018 de derde grootschalige bevraging in Vlaanderen specifiek over wonen. Ongeveer 3000 (referentiepersonen van) huishoudens werden geïnterviewd. In de Woonsurvey 2018 zat voor de eerste maal een vragenblok dat polste naar de attitude ten aanzien van een aantal elementen van het toekomstbeeld dat het transitietraject ‘Slim Wonen en Leven’ voor ogen heeft.
‘Slim Wonen en Leven’ is een van de zeven transitietrajecten van de Vlaamse overheid die kaderen in de Visie2050. De transitie wil verandering brengen in de traditionele en diep genestelde Vlaamse woonwensen. De toekomstvisie is dat in 2050 de huishoudens in Vlaanderen kiezen voor een duurzame woning en omgeving, op een slimme locatie en aangepast aan de woonbehoefte op dat ogenblik.
Daar het de eerste maal is dat de bevraging plaats vindt, geven de resultaten een ‘nulmeting’. Ze tonen de houding van de Vlaamse huishoudens anno 2018 en zo ook de weg die nog is af te leggen. Worden in de toekomst gelijkaardige metingen uitgevoerd, dan kan de evolutie worden gemeten en wordt duidelijk welke vooruitgang is geboekt.
De resultaten van deze eerste meting tonen dat de woonwensen vandaag op heel wat vlakken, en voor een grote groep van de Vlaamse huishoudens, nog veraf staan van het toekomstbeeld. Anderzijds zien we dat er, anno 2018, ook wel al bereidheid te bespeuren valt om een omslag naar een duurzamere woning te maken. De multivariate analyse toont hieromtrent dat niet enkel de huidige woonplaats en het eigendomsstatuut een wisselende bereidheid tot omslag naar een duurzamere woning verklaren, ook het huishoudtype en de leeftijd (en in sommige gevallen het inkomen) zijn verklarend.
Ook wat de omslag naar een duurzamere woonomgeving betreft, stellen we anno 2018 bereidheid vast. De multivariate analyse toont hierbij duidelijk dat het voornamelijk huishoudtype en leeftijd zijn die bepalend zijn in de bereidheid tot een veranderend gedrag in de omslag naar een duurzamere woonomgeving.
Kenmerken die anno 2018 nog moeilijk liggen zijn (1) de appreciatie voor hoogbouw, (2) verhuizen om dichter bij het werk te wonen en verhuizen wanneer het gezin verkleint, (3) het delen van binnen- en buitenruimtes en (4) de bereidheid om in het centrum van een dorp of stad te wonen.
De uitdaging zal er alleszins in bestaan om een mindshift te bewerkstelligen bij de (grote) groep van huishoudens met een conservatieve woonwens. Er mag ook niet van uitgegaan worden dat de huidige jongeren en jongvolwassenen wel sowieso meer open zullen staan voor het toekomstbeeld van 2050. Uit de cijfers blijkt alvast dat de huidige groep 18- tot 34-jarigen uit een grotere groep huishoudens met een conservatieve woonwens bestaat dan uit een groep met een iets meer progressieve kijk. De cijfers tonen ook wel dat de zaadjes voor het open staan voor verandering gezaaid zijn en zich (mondjesmaat) ontwikkelen. Het is nu zaak om die mondjesmaat, via initiatieven van de overheid, en met behulp van de vastgoedsector, in de goede richting te doen bewegen en het tempo ervan te maximaliseren.