Deze atlas kwam tot stand in opdracht van de Vlaamse interprovinciale werkgroep sociale planning als actualisering van en uitbreiding op de atlas van achtergestelde buurten in Vlaanderen en Brussel van 1996 (Kesteloot e.a., 1996). Vanwege de bruikbaarheid van de atlas van achtergestelde buurten van 1996 voor sociale planning om de lokalisering van kansarme buurten mogelijk te maken, ontstond de vraag naar een actualisering hiervan. De vorige atlas was vooral gericht op stedelijke achterstelling, al was het maar omdat de opdrachtgever de Minister van Stedelijk Beleid was. Ondertussen is de vraag naar inzicht in plattelandsachterstelling ook gegroeid en is dankzij het werk van wijlen Henk Meert ook expertise rond deze problematiek op ons Instituut gegroeid. In deze atlas wordt ook een eerste poging ondernomen om plattelandsachterstelling in Vlaanderen in kaart te brengen. In deel 1 van deze atlas wordt expliciet de vergelijking gemaakt met de atlas van 1996. Variabelen die zo nauw mogelijk aansloten bij de variabelen van de vorige atlas werden bij elkaar gezocht en volgens de zelfde methode werden achtergestelde buurten bepaald. Verder wordt in dit deel ook de typologie van deze verschillende buurten vergeleken over de tijd, alsook verschuivingen in wat een maat voor achterstelling kan genoemd worden. Deel 1 geeft ons een goed beeld van de stedelijke achterstelling in Vlaanderen en Brussel en laat bovendien toe de evolutie van dit soort achterstelling over een tijdspanne van tien jaren te bekijken. Met deel 2 werpen we een blik op het gebied buiten de stedelijke agglomeraties en proberen zo plattelandsachterstelling op te sporen. Hierbij blijkt al gauw dat naast stedelijke achterstelling, die in minder sterkere vormen ook buiten de grote steden voorkomt, er sprake is van een bijkomende, weliswaar moeilijk meetbare vorm van plattelandsachterstelling. In dit deel wordt dan ook gereflecteerd over het verband en de verschillen tussen deze twee vormen van achterstelling.