De Belgische economie zou een groei laten optekenen van 3,0 % in 2022, die vertraagt tot 1,9 % in 2023 en tot gemiddeld 1,3 % in de periode 2024-2027. Dat gaat gepaard met een toename van de werkgelegenheid van 238 000 personen tijdens de periode 2022-2027, wat de werkgelegenheidsgraad doet stijgen van 70,5 % in 2021 tot 72,9 % in 2027. De inflatie zou in navolging van de energieprijzen sterk afkoelen van 5,5 % in 2022 tot 1,1 % in 2023, maar herneemt daarna geleidelijk tot 1,6 %. Het overheidstekort wordt voor 2022 geraamd op 4,2 % van het bbp en blijft nadien – bij ongewijzigd beleid – rond dat niveau schommelen. De overheidsschuld zou op middellange termijn net boven 110 % van het bbp uitkomen.
Na een krimp van 6,5 % in het jaar van de corona-uitbraak, hernam de economische activiteit in de eurozone met 5,2 % in 2021. In de loop van 2022 en 2023 raakt de inhaalbeweging uitgewerkt, maar wordt een nog steeds robuuste groei van resp. 4,0 % en 2,5 % verwacht, die mee ondersteund wordt door de relanceprogramma’s van de lidstaten. De bbp-groei in de eurozone zou uitkomen op 1,6 % in 2024 en zich normaliseren tot 1,4 % in de periode 2025-2027.
In 2022 wordt de bijzonder hoge inflatie (5,5 %) niet enkel verklaard door de toename van de energieprijzen, maar ook door een toename van de onderliggende inflatie die het gevolg is van aanvoerproblemen en prijstoenames van enkele voedingsgrondstoffen. Ook tweede-ronde-effecten spelen een rol, waarbij de hoge inflatie leidt tot hogere lonen die op hun beurt doorgerekend worden in de consumptieprijzen. Die tweede-ronde-effecten zouden onder controle blijven. De onderliggende inflatie zou een piek bereiken in de loop van 2022 en nadien langzaam afnemen door het geleidelijk uitdoven van de problemen in de aanvoerketens.
De werkgelegenheid viel scherp terug net na het uitbreken van de coronacrisis, maar heeft sindsdien een krachtige inhaalbeweging gemaakt. De werkgelegenheid steeg bijgevolg uitzonderlijk sterk in 2021 (met 84 000 personen) en zou dit jaar verder toenemen met 57 000 personen. Ook de beroepsbevolking zou dit jaar aanzienlijk stijgen (met 37 000 personen), daarbij geholpen door het verdere herstel van de activiteitsgraden op jongere leeftijd. De administratieve werkloosheid neemt in 2022 voor het tweede jaar op rij af (-20 000 personen) en de werkloosheidsgraad komt uit op 8,0 %. Vanuit macro-economisch oogpunt heeft de coronaperiode de arbeidsmarkt bijgevolg weinig schade berokkend.
Het overheidstekort wordt geraamd op 6,0 % van het bbp in 2021, na 9,1 % in 2020. De belastingontvangsten zijn sterker gestegen dan verwacht, waardoor het tekort in 2021 lager uitvalt dan aanvankelijk voorzien. In 2022 daalt het tekort verder tot 4,2 % van het bbp, naarmate het economisch herstel doorzet en de kosten van de gezondheidscrisis wegebben, en dit ondanks het effect van de inflatie op de overheidsuitgaven. In de daaropvolgende vijf jaar (2023-2027) stabiliseert het tekort zich op ongeveer 4 % van het bbp bij ongewijzigd beleid. Dat is een hoog niveau in vergelijking met de tekorten van de jaren vóór de gezondheidscrisis.