De afgelopen decennia is de landbouwsector grondig veranderd. Snelle technologische veranderingen en de steeds meer gesofistikeerde vraag van consumenten hebben geleid tot het ontstaan van een geïndustrialiseerd voedsel- en landbouwsysteem. Dit leidt tot ingrijpende wijzingen zowel op structureel als bedrijfsvlak. Er werken steeds minder mensen in de primaire sector, de landbouwbedrijven worden steeds groter maar verminderen in aantal, met andere woorden een steeds groter deel van de landbouwproductie wordt gerealiseerd door een relatief kleine en sterk gespecialiseerde landbouwsector (OECD, 2002). De steeds veranderende structuur van de landbouwsector heeft belangrijke gevolgen voor de productiviteit en de efficiëntie van de bedrijven, de verdeling binnen de sector, de vraag naar infrastructuur en overheidsoptreden en het welzijn van de landbouwbevolking (Weiss, 1999).
Om dit proces op te volgen en beleidsmakers te ondersteunen, is het belangrijk de prestaties van de Vlaamse landbouwbedrijven op te meten. Jaarlijks verschijnen er verschillende statistieken over de opbrengsten, kosten en inkomsten van landbouwbedrijven. Toch is er nood aan een consistente wijze om de prestaties van landbouwbedrijven in kaart te brengen. Dit onderzoek tracht dit in te vullen door de efficiëntie en productiviteit van Vlaamse
landbouwbedrijven te meten. Efficiëntie verbindt de input (de middelen die ingezet worden) met de output (de resultaten die worden bereikt). Efficiëntie is verschillend van effectiviteit. Effectiviteit vergelijkt de gerealiseerde resultaten met de gewenste resultaten of doelstellingen. Een ander belangrijk onderwerp is de druk van landbouwactiviteiten op onze omgeving. Efficiëntie en productiviteitsmaatstaven die rekening houden met milieuaspecten
kunnen dan ook belangrijke informatie opleveren (Ball & Norton, 2002). Desondanks beperken we ons in deze analyse tot de (economische) efficiëntie en productiviteit.
Het kennen van de efficiëntie van landbouwbedrijven is interessant, maar begrijpen waarom bedrijven verschillen in hun relatieve efficiëntie kan als cruciaal beschouwd worden (Gorton & Davidova, 2004). Het feit dat er verschillen bestaan in prestaties tussen bedrijven, leidt tot een heleboel relevante beleidsvragen (Poppe & Van Meijl 2004): Wat zijn de determinanten van deze verschillen? Kunnen deze verschillen beïnvloed worden door het beleid? Naar
welke bedrijven dient steun te gaan: voorlopers of achterblijvers? Kunnen landbouwers beter ondersteund worden om de prestaties te verhogen? Daarom zal dit onderzoek ook nagaan welke bedrijfskenmerken bepalend zijn voor de bedrijfsefficiëntie.