In deze richtlijn zijn regels opgesteld om de verslechtering van de toestand van waterlichamen in de Europese Unie (EU) te stoppen en voor 2015 een “goede toestand” te bereiken voor Europese rivieren, meren en grondwater.
Specifiek omvat de richtlijn:
- de bescherming van alle soorten water (oppervlaktewater*, grondwater*, binnenwateren* en overgangswater*);
- het herstel van de ecosystemen in en rond waterlichamen;
- de vermindering van vervuiling in waterlichamen;
- de garantie voor duurzaam watergebruik door particulieren en bedrijven.
De wetgeving geeft duidelijke verantwoordelijkheden aan nationale overheden. Zij moeten:
- de individuele stroomgebieden op hun grondgebied identificeren, dus het omringende land dat in bepaalde rivierstelsels afwatert;
- instanties aanwijzen die deze gebieden in overeenstemming met de EU-regels beheren;
- de kenmerken van elk stroomgebied analyseren en referentieomstandigheden vaststellen voor elk type waterlichaam om de toestand ervan te kwalificeren;
- de effecten van menselijke activiteiten analyseren en een economische beoordeling van het watergebruik uitvoeren;
- toezicht houden op de toestand van het water in elk stroomgebied;
- beschermde gebieden registreren, zoals gebieden die worden gebruikt voor de drinkwatervoorziening, die speciale aandacht nodig hebben;
- “stroomgebiedsbeheersplannen” opstellen en invoeren om de verslechtering van het oppervlaktewater te voorkomen, het grondwater te beschermen en te verbeteren en beschermde gebieden te behouden;
- ervoor zorgen dat de kosten voor waterdiensten worden terugverdiend, zodat de middelen doelmatig worden gebruikt en vervuilers betalen;
- zorgen voor voorlichting en raadpleging van het publiek over hun stroomgebiedsbeheersplannen.