Eind december 2008 stelde het Steunpunt WSE het Genderjaarboek 2008 voor. Centraal in deel 2 van deze nieuwe editie staat het thema van de mobiliteit op de arbeidsmarkt, belicht vanuit het perspectief van de gezinspositie.
De belangrijkste conclusies zijn (zie ook de presentatie in bijlage):
1.Vlamingen zijn massaal aan het werk tussen 25 en 49 jaar. De werkzaamheidsgraad binnen deze leeftijdsklasse bedraagt 86,8%, tegenover 31,5% bij de 15-24 jarigen en 49,3% bij de 50-64 jarigen.
2.Vrouwen zijn minder aan het werk dan mannen: 6 op de 10 vrouwen zijn aan het werk tegenover 7 op de 10 mannen.
3.Vrouwen met kinderen zijn minder vaak aan het werk dan mannen in dezelfde gezinssituatie en de M/V kloof is het grootst bij koppels met 3 of meer kinderen.
4.Alleenstaande moeders zijn minder vaak aan het werk dan alleenstaande vaders. Als alleenstaande moeders werken, is het vaker deeltijds en in een tijdelijk dienstverband dan alleenstaande vaders.
5.Vrouwen werken veel vaker deeltijds dan mannen.
6.Vrouwen werken dubbel zo vaak in een tijdelijk dienstverband dan mannen. Het aandeel bij de vrouwen is het hoogst bij alleenstaande moeders.
7.De werkloosheidsgraad van vrouwen ligt hoger dan die van mannen in bijna alle gezinsposities. Vooral bij alleenstaanden is de werkloosheidsgraad hoog.
8.Eén op de zes vrouwen is niet-beroepsactief. Dat aandeel is vooral hoog bij vrouwen die samenwonen met een partner (al dan niet met kinderen)
9.Iets meer dan één op de tien niet-werkenden stroomt op een jaar tijd (periode 2005-2006) door naar werk (12,0%) maar vrouwen maken deze transitie van niet-werk naar werk minder vaak dan mannen.
10. Vrouwen komen na een periode van niet werk veel vaker terecht in een deeltijdse job dan mannen.
11. Vrouwen komen na een periode van niet-werk meer dan mannen in de laagste dagloonklasse terecht 12. In13. Groter armoederisico en precaire situatie voor alleenstaanden en alleenstaande moeders. Bij de alleenstaande moeders die uit het werkende segment van de arbeidsmarkt stromen, komt 49% in de werkloosheid terecht.
14. Alleenstaande moeders stromen erg weinig door naar loopbaanonderbreking. Vooral samenwonende vrouwen met kinderen nemen loopbaanonderbreking/tijdskrediet op. Bovendien is het aandeel vrouwen dat in loopbaanonderbreking terechtkomt telkens hoger wanneer er een partner aanwezig is. Loopbaanonderbreking is vooral aantrekkelijk bij tweeverdieners (financiële logica). Voor alleenstaande moeders is wellicht de financiële drempel te hoog om met loopbaanonderbreking te gaan dan voor moeders met een partner. Nochtans zou het net voor deze doelgroep een nuttig instrument kunnen zijn om de combinatie gezin en arbeid vlotter te laten verlopen. totaal stroomde in de periode 2005-2006 ongeveer 5,7% van alle werkenden uit naar een niet-werkende positie. Het risico om vanuit werk naar een niet-werkende positie te stromen is groter bij vrouwen dan bij mannen.
Meer informatie kunt u verkrijgen bij Jeroen Delmotte (016 32 32 82 of [email protected]) van het Steunpunt WSE