Welvaart voortbrengen is een belangrijke beleidsdoelstelling. In de toekomst zal onze bevolkingsstructuur veranderen. Welke gevolgen heeft dat op de vorming van het bruto binnenlands product en andere macro-economische variabelen in het Vlaamse Gewest?”
Dit rapport is een verkennend onderzoek naar de evolutie van het bruto binnenlands product (bbp) en het bbp per inwoner in het Vlaamse Gewest. Daarnaast komen ook andere variabelen aan bod die de omvang van het bbp en bbp per capita bepalen. De tijdshorizon loopt tot 2060. Voor de jaren tot en met 2014 wordt een beroep gedaan op de reeds bestaande middellange termijnvooruitzichten van HERMREG die door de gewesten in samenwerking met het Federaal Planbureau (FPB) werden opgemaakt. De berekeningen voor de periode daarna berusten op eigen simulaties. In essentie worden vraag- en aanbodvariabelen met elkaar geconfronteerd.
Vraagvariabelen
Voor de demografische variabelen kon gebruik gemaakt worden van reeds bestaande prognoses van het FPB en de FOD Economie. De berekeningen voor de toekomst moesten verder uitgaan van hypothesen omtrent de werkgelegenheid en de arbeidsproductiviteit.
Er zijn drie scenario’s voor de evolutie van de werkgelegenheidsgraad (= totale werkgelegenheid in personen in % van de bevolking 15-64 jaar):
-
constant op het niveau van het laatst berekende jaar in HERMREG (2014);
-
doortrekking van de stijgende trend tussen 2010 en 2014 aan een gehalveerd tempo;
-
volledige doortrekking van de stijgende trend tussen 2010 en 2014.
De reële arbeidsproductiviteit (= bbp gedeeld door de werkgelegenheid) zou in de toekomst volgens drie scenario’s aangroeien:
-
jaarlijks groei met 1,25%;
-
jaarlijks groei met 1,50%;
-
jaarlijks groei met 1,75%.
Aanbodvariabelen
De inschatting van de omvang van de activiteitsgraden is – samen met het bevolkingsverloop – essentieel voor de berekening van de beroepsbevolking. Er werden hypothesen geformuleerd voor mannen en vrouwen afzonderlijk en voor de volgende leeftijdsgroepen:
-
15-24 jaar;
-
25-49 jaar;
-
50-64 jaar;
-
65 jaar of ouder.
Uit de confrontatie van de vraag- en aanbodvariabelen volgen de data over het bbp en het bbp per inwoner, maar ook over de werkloosheid.
Resultaten
Een belangrijke vaststelling is dat het aandeel van de bevolking op beroepsactieve leeftijd continu zal afnemen in de toekomst. Dat heeft gevolgen voor het aanbod aan beschikbare arbeidskrachten. In de scenario’s die een verdere groei van de werkgelegenheidsgraad voorzien werkt dat als een belemmerende factor zodat het uiteindelijke niveau van de werkgelegenheid daardoor lager uitvalt. Maar in het scenario van behoud van de werkgelegenheidsgraad doet zich dat euvel niet voor. Daar stelt zich integendeel een ander probleem: de werkloosheidsgraad – die opliep tengevolge van de financieel-economische crisis – blijft relatief hoog. Er zij vermeld dat dit een eerder pessimistisch scenario is, gezien de werkgelegenheidsgraad gedurende de afgelopen 25 jaar een vrij gestage groei kende.
In alle scenario’s zal het bbp verder blijven groeien, zij het aan een trager tempo dan tijdens de jaren 2000-2007. De financieel-economische crisis heeft uiteraard een impact op de Vlaamse macro-economische variabelen, maar op lange termijn zijn het toch vooral de nadelige demografische evolutie en tekorten op de arbeidsmarkt die Vlaanderen parten spelen.
Het groeipotentieel van de Waalse economie is hoger omdat dit gewest een gunstiger demografisch verloop kent en geen kwantitatieve tekorten op de arbeidsmarkt kent. Echter, de sterkere groei van de bevolking maakt dat de groei van het bbp per hoofd er niet gunstiger evolueert dan in het Vlaamse Gewest.
Omwille van de reeds hoge werkgelegenheidsgraad wordt voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest omzeggens geen verdere groei van deze variabele voorzien. Dat betekent helaas dat dit gewest met een permanent werkloosheidsprobleem geconfronteerd blijft. Het bbp per inwoner blijft in alle scenario’s wel veruit het hoogst in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.