Op 12 maart 2021 keurde de Vlaamse Regering 17 referentieregio’s goed als afstemmingsniveau voor alle vormen van intergemeentelijke en bovenlokale samenwerking. Referentieregio’s in Vlaanderen moeten een antwoord bieden op de bestuurlijke drukte op bovenlokale schaal door het werkingsgebied van Vlaamse en lokale samenwerkingsvormen systematisch te enten op de referentieregio’s (zoals bijvoorbeeld
eerstelijnszones, vervoerregio’s en afvalintercommunales). Deze afstemming heeft als doel om te landen met minder mandaten, minder tussenstructuren, meer transparantie en slagkracht. Daarnaast zijn de regio’s een overlegmodel waar afspraken gemaakt kunnen worden over regionaal beleid. De referentieregio’s zijn evenwel geen nieuwe bestuurslaag. Dit wil zeggen dat ze niet beschikken over eigen bevoegdheden, eigen organen of eigen financiering. De referentieregio’s zijn er met andere woorden voor en door de gemeenten. Concreet wordt aan de lokale besturen gevraagd om de nieuwe bovenlokale samenwerkingsverbanden meteen af te stemmen op de referentieregio’s. Bestaande samenwerkingsvormen krijgen tot 1 januari 2025 om zich aan te passen indien het gaat om opgelegde of gestimuleerde samenwerkingsverbanden vanuit Vlaanderen. Intergemeentelijke samenwerkingsvormen die uitgaan van lokale besturen zelf krijgen tot 1 januari 2031 om zich te aligneren op de regionale werking (“Regeerakkoord Vlaamse Regering 2019-2024,” p. 188).
In de voorbije decennia is al heel wat wetenschappelijk onderzoek verricht naar regiovorming, zowel in Vlaanderen als in het buitenland. Het onderzoek naar regionale samenwerking bleef evenwel vooral toegespitst op de organisatie en werking van de overheid zelf (lokale besturen, IGS, provincies, Vlaamse diensten en agentschappen,…). Er zijn echter ook heel wat maatschappelijke actoren die bijdragen tot of impact ondervinden van deze regiovorming. Om onze inzichten in de maatschappelijke dynamiek van dit regiotraject aan te vullen, onderzoeken we in dit rapport de vraag naar de verhouding tussen de regio’s als bestuurlijke schaal en andere werkingsschalen en de daarop geënte niet- of semi-bestuurlijke actoren. We definiëren voor deze vraagstelling maatschappelijke dynamieken vanuit een breed perspectief. Dat betekent dat we zowel aandacht besteden aan ontwikkelingen bij maatschappelijke actoren die zich op een regionaal niveau situeren, alsook oog hebben voor bredere maatschappelijke tendensen die als betekenisvolle randvoorwaarden op het regionale niveau kunnen inwerken. Deze dynamieken kunnen immers een belangrijke impact hebben op discussies rond regionaal bestuur in Vlaanderen en kunnen wijzen op welke praktijken wel – en welke niet – bijdragen tot een duurzame vorm van regionaal samenwerken. Onze centrale onderzoeksvragen zijn: in welke mate zijn de relevante nieten semi-bestuurlijke spelers in de referentieregio’s de afgelopen jaren ook hervormd? Op welke schaal, en met welke capaciteit? Met welke ambities en verwachtingen kijken zij naar de bestuurlijke referentieregio’s? Welke rol kunnen zij spelen, en op welke manier kunnen zij die rol invullen?