De Minaraad, SERV en SARO brachten gezamenlijk advies uit over het omgevingshandhavingsprogramma dat de opvolger vormt van het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening 2015 en het Milieuhandhavingsprogramma 2015-2019. De aanbevelingen uit de actualiteit van het omgevingsbeleid zijn hierin eveneens verwerkt. Voor de drie Raden is een gedegen handhaving het sluitstuk van een goed omgevingsbeleid. Handhaving is niet alleen noodzakelijk om resultaten te bekomen op het vlak van de omgevingkwaliteit: het leidt ook tot een level playing field tussen alle betrokkenen. Het is dan ook positief dat er een geïntegreerd programma voorligt, in lijn met de beleidsverklaringen en decreetwijzigingen van het recente verleden. Om daadwerkelijk tot geïntegreerde handhaving te komen, zal men erin moeten slagen dat alle actoren zich het omgevingsdenken eigen maken.
Het omgevingshandhavingsprogramma is opgebouwd rond vier strategische doelen: (1) bijdragen tot het omgevingsbeleid voor huidige en toekomstige generaties, (2) instrumentarium en middelen doelgericht, efficiënt en met effect inzetten, (3) samenwerking tussen handhavingsactoren versterken en transparantie verhogen, (4) inzetten op monitoring, digitalisering en betere onderbouwing van het beleid. De Raden scharen zich achter de vier geselecteerde strategische doelen. Bij de derde strategische doelstelling, betreffende de samenwerking, suggereren de Raden om ook buiten ‘het wereldje’ van de handhavers te treden en ook expliciet ‘externe’ samenwerking te zoeken met de regelgevers, de instanties die verordenende beslissingen nemen en de vergunningverleners. De strategische aandacht voor omgevingshandhaving van lokale besturen, in de vorm van aanbevelingen, is goed, maar het is verwonderlijk dat er geen aanbevelingen meegegeven worden aan het provinciale niveau.
De signalen van de laatste jaren duiden op het probleem van beschikbaarheid van voldoende mensen en middelen voor omgevingshandhaving. In het programma wordt hierover geen getalsmatig inzicht verschaft. Er is weliswaar in diverse acties voorzien die dit capaciteitsprobleem direct of indirect zouden aanpakken, maar de Raden bevelen aan om dit probleem in zijn samenhang voorrang te geven. Mocht blijken dat de voorgenomen maatregelen niet volstaan, moet bekeken worden of er verdere stappen nodig zijn.
Voor het overige hebben de Raden vragen, bemerkingen en suggesties inzake de status van de handhavingsprioriteiten, over de rechten van derde-belanghebbenden, betreffende het belang van goede coördinatie op het terrein, bij de kansen van intergemeentelijke organisatie van de handhaving, inzake de nood aan terugvloei van handhavingsinkomsten naar de betrokken lokale besturen, bij het vooruitzicht op een gedegen evaluatie – inclusief outcome-evaluatie – en over de voornemens inzake digitalisering.
Prospectief wijzen de Raden op het gegeven dat er zowel een integratie-operatie zou plaatsgrijpen als een implementatie van het Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving voor het omgevingsdomein. Beide tegelijkertijd doorvoeren zal wellicht wat zwaar zijn. Er zal goed moeten overwogen worden welke van deze operaties men eerst of volgend zou willen doorvoeren om, tijdens deze hervormingen, de operationele kracht van de handhavingsdiensten op peil te houden. Tot slot is er de aankomende hervorming van de Europese Richtlijn Milieustrafrecht, die gaandeweg in het denken meegenomen zal moeten worden.