Dit rapport focust op verschillende discoursen over het herstel van elektronische consumentenapparaten in Vlaanderen. Het identificeert vier discourses die verschillende politieke keuzes voor beleidsmakers met zich meebrengen. Twee specifieke discoursen worden wellicht succesvol, en geven vorm aan een stapsgewijs transitiepad en beperkte arbeidsmarktmaatregelen. Het rapport stelt daarom voor om het debat over herstel te openen, specifiek om dialoog tussen de verschillende perspectieven te stimuleren en transformatieve vormen van herstel te versnellen.
Door de huidige milieucrisis staat duurzaamheid hoog op de politieke agenda. De Europese Unie en de Vlaamse regering ontwikkelen ambitieuze circulaire economie beleidsmaatregelen en initiatieven. Toch moet er nog veel gebeuren om duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken, staat de circulaire economie nog in de kinderschoenen en zijn de ‘inner circles’ (bv. rethink, repair, refurbish en remanufacture) onderontwikkeld.
Om de trage ontwikkeling van repair als circulaire strategie te begrijpen, richt de literatuur zich op zogenaamde barrières, gebruikers en het publiek, en contextuele aspecten zoals infrastructuur en wetgeving. De literatuur houdt er echter geen rekening mee dat het ontwikkelen van repair en het mogelijk maken van het transformatieve potentieel ervan, nieuwe interpretaties vereist die problemen en oplossingen herdefiniëren.
Dit rapport richt zich op de uiteenlopende interpretaties van repair, die kunnen helpen om de trage ontwikkeling van repair te begrijpen. Het onderzoekt hoe verschillende actoren repair interpreteren aan de hand van discoursanalyse en een gevalstudie over het herstel van elektronische consumentenapparaten in Vlaanderen. Op die manier belicht het rapport ook het politieke en maatschappelijke debat over repair. Het onderscheidt vier discoursen die worstelen met de definitie van repair, namelijk 'empowering consumers, citizens and independent companies to repair electronics', 'repair and recycling on an equal footing', 'repair as a market opportunity' en 'the social objectives of repair over economic efficiency'.
Het rapport bespreekt vervolgens de overeenkomsten tussen de vier discoursen, zoals het informeren van consumenten, het betrekken van de sociale economie en de cruciale rol van arbeid en innovatieve projecten. Beleidsmakers kunnen deze overeenkomsten gebruiken, hoewel ze grotendeels bestaan uit kleine stapjes in de richting van een circulaire repair economie.
De vier discoursen verschillen ook fundamenteel over de politieke keuzes gelinkt aan transitiepaden en arbeidsmarktuitdagingen. Wat de transitiepaden betreft, argumenteert het rapport dat twee discoursen, die worden bepleit door gevestigde actoren zoals fabrikanten, retailers en recyclers, waarschijnlijk het meest succesvol worden in het definiëren van repair en het vormgeven van een stapsgewijs transitiepad. Dezelfde actoren stellen ook specifieke, beperkte arbeidsmarktmaatregelen voor, waarbij ze vooral een rol toebedelen aan overheden om de zogenaamde skills gap te dichten en aan werknemers in de vorm van upskilling. Het rapport voegt dus een nieuw inzicht over de trage ontwikkeling van transformatieve vormen van repair toe aan de literatuur.
Bovendien bieden de stapsgewijze transitiepaden en beperkte arbeidsmarktmaatregelen wellicht onvoldoende antwoord op de circulaire economie ambities van de Vlaamse Regering, de milieucrisis en de trage ontwikkeling van repair. Daarnaast hebben de twee discoursen die incrementele verandering vormgeven blinde vlekken, die gedeeltelijk worden belicht door de twee andere discoursen.
Voor beleidsmakers in Vlaanderen stelt het rapport daarom een benadering voor die beleid in een complexe en multi-actor context situeert. Deze reflexieve benadering helpt om het debat tussen de vier, concurrerende discoursen te openen, waardoor interactie en participatie tussen meerdere actoren en interpretaties mogelijk wordt. Dit laat bovendien toe om interpretaties te (re)construeren en gedeelde perspectieven te ontwikkelen en, op termijn, transformatieve vormen van repair te ontwikkelen. Kortom, beleidsmakers kunnen innovatieve projecten, bepleit door de vier discoursen, steunen die een reflexieve benadering toepassen