De huursubsidie en huurpremie zijn belangrijke instrumenten van het Vlaamse woonbeleid om de betaalbaarheid en kwaliteit van wonen voor mensen met een relatief laag inkomen te verbeteren. Het werkveld signaleert echter dat een belangrijk deel van de groep die aan de voorwaarden voor een huurpremie of huursubsidie voldoet, geen aanvraag indient. In het rapport trachten we een schatting te maken van de non-take-up en redenen daarvoor te vinden. We onderscheiden de primaire, de secundaire en de tertiaire non-take-up. Primaire non-take-up wordt hierbij gezien als de non-take-up die te verklaren valt vanuit de gebruiker (bv. niet voldoen aan de voorwaarden of denken niet te voldoen aan de voorwaarden). De secundaire non-take-up wordt veroorzaakt door beoordelingsfouten aan de kant van de organisatie die het recht moet toekennen. De schatting zal deze twee vormen samen betreffen. De tertiaire non-take-up wordt bepaald door de beperkingen die door de gestelde voorwaarden opgelegd worden maar waardoor een deel van de doelgroep geen aanspraak kan maken op de tegemoetkoming.
De onderzoeksvragen zijn de volgende:
Wat is de verhouding tussen de gebruikers van de huursubsidie/huurpremie en de rechthebbenden, of m.a.w. wat is de omvang van de non-take-up?
Wat is de verklaring voor de non-take-up?
Via welke aanpassingen van regelgeving, procedure of begeleiding kan de non-take-up worden verminderd?
De aanpak die we hanteren om deze onderzoeksvragen te beantwoorden, bestaat uit het gebruik van verschillende soorten secundaire en primaire gegevens.
In de literatuurstudie en documentanalyse gebruikten we bestaande literatuur, analyses door sectororganisaties en verslagen van onderzoek om een voorlopige lijst van mogelijke redenen van non-take-up op te stellen.
Ten tweede organiseerden we interviews en focusgroepen met mensen in armoede, maatschappelijk werkers en organisaties die de doelgroep vertegenwoordigen. De gesprekken boden een veilige omgeving om deel te nemen, waarin er ruimte was om de problematiek meer diepgaand te verkennen. Tijdens deze gesprekken werd naast het zoeken naar redenen ook nader ingegaan op mogelijke voorstellen om de take-up te verhogen.
Ten derde verbonden we een korte bevraging aan de gegevensuitwisseling tussen Agentschap Wonen-Vlaanderen en enkele OCMW’s. Hierbij bezorgde Agentschap Wonen-Vlaanderen lijsten met kandidaat-huurders die niet reageerden op de brief die naar aanleiding van het vier jaar op de wachtlijst staan van een sociale huisvestingsmaatschappij, werd verstuurd, aan de OCMW’s van de gemeente waar de kandidaat-huurder gedomicilieerd was. De insteek was dat het OCMW deze personen contacteerde om de huurder te motiveren om alsnog een aanvraag in te dienen. Tegelijkertijd werd gevraagd waarom men geen aanvraag had ingediend. De data die aldus werden verzameld, lieten toe op een kwantitatieve manier gewichten te geven aan de verschillende redenen voor non-take-up in de specifieke situatie van de Vlaamse huurpremie.
Ten vierde werd de omvang en het niveau van de non-take-up (primaire en secundaire samen) van de huurpremie geschat op basis van bestaande administratieve cijfers en de antwoorden uit de bevraging door de OCMW’s. Dit leidde tot een schatting van 46% non-take-up. Eenzelfde cijfer berekenen voor de huursubsidie was niet mogelijk. Omwille van administratieve beperkingen kon geen inschatting worden gemaakt van de personen die potentieel in aanmerking kunnen komen voor de huursubsidie.
Tot slot werden een aantal aanbevelingen opgesteld om non-take-up te verlagen. Deze aanbevelingen werden getoetst bij een aantal sectororganisaties. De aanbevelingen richten zich zowel op het aanpakken van de primaire en secundaire non-take-up (binnen de bestaande voorwaarden) als op het aanpakken van de tertiaire non-take-up (met wijziging van de voorwaarden).
Onder de eerste groep vallen vooral aanbevelingen die de kennis en informatie over en de toegankelijkheid en begrijpbaarheid van de instrumenten moeten verhogen. Hierbij wordt o.a. geduid op de noodzaak naar doelgroepgericht outreachend werken. Voor de huurpremie kunnen daaromtrent zeer concrete aanbevelingen worden gedaan. Andere maatregelen zijn vooral gericht op de vereenvoudiging en verdere automatisering van het proces waarbij weerom voor de huurpremie meer concreet kan worden gesteld wat daaronder aan maatregelen zou kunnen vallen. Verder worden nog aanbevelingen gedaan voor een betere ondersteuning, wijzigingen in de aanvraagprocedure die deze versnellen en verlichten en de aanpak van woningen die niet aan de woningkwaliteitsnormen voldoen.
Het aanpakken van tertiaire non-take-up bestaat erin de gestelde voorwaarden kritisch te bekijken. Onder meer de voorwaarde van de maximale huurprijs zou, omwille van een beperkt aanbod op bepaalde locaties, een drempel vormen voor de doelgroep om een aanvraag te kunnen indienen. Ook de verplichtingen verbonden aan de inschrijving als kandidaat-sociale huurder zorgen voor extra uitval. Verder vormt de voorwaarde in verband met de woningkwaliteitscontrole een grote drempel. Sneller en meer zekerheid kunnen bieden over de woningkwaliteit van de oude en de nieuwe woning kan dit verhelpen.