Het onderzoek verplaatsingsgedrag (OVG) 6 is het zesde opeenvolgende onderzoek naar het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen, uitgevoerd tussen oktober 2021 t.e.m. november 2022. Het OVG wordt door de Vlaamse overheid ingezet als beleidsinstrument.
De Vlaming verplaatst zich gemiddeld 2,7 keer per dag en legt gemiddeld 29,8 km af. Dat blijkt uit de resultaten een studie over de verplaatsingen van de Vlaming, het Onderzoek Verplaatsingsgedrag 2021-2022 (OVG 6) van het Departement Mobiliteit en Openbare werken. We fietsen en wandelen steeds meer: 18% van onze verplaatsingen gebeurt met de fiets. 17% doen we te voet. Daarnaast is de elektrische fiets aan een stevige opmars bezig. Het veldwerk van OVG 6 verliep van oktober 2021 t.e.m. november 2022. Dat maakt dit het eerste onderzoek naar het verplaatsingsgedrag van de Vlaming sinds de coronapandemie.
Vaak wordt gedacht dat onze werk- en schoolgerelateerde verplaatsingen, zoals zakelijke verplaatsingen (4%), werken (13%) en onderwijs (7%), een groot aandeel in ons verplaatsingsgedrag innemen, maar dat klopt niet. Deze zijn samen slechts goed voor 24% van het totaal aantal verplaatsingen. De meeste verplaatsingen maken we in onze vrije tijd (60%), bijvoorbeeld om te gaan winkelen (23%), om sportieve of culturele hobby’s (15%) uit te oefenen, om iemand te bezoeken (10%), te wandelen, rond te rijden of te joggen (6%), of voor diensten zoals een doktersbezoek (6%). Voor het overige verplaatst de Vlaming zich om spullen of personen op te halen of weg te brengen (14%) of voor ‘iets anders’ (2%).
Onze verplaatsingen doen we nog steeds voornamelijk met de auto (43% als bestuurder en 14% als passagier), maar opvallend is wel dat de auto voor het eerst onder de 60% in de modal split duikt. Ter vergelijking: in 2019 had de auto nog een aandeel van 65%. Sinds de opstart van dit onderzoek in 1994 lag het fietsgebruik in Vlaanderen nog nooit zo hoog. We doen 18 % van onze verplaatsingen met de (elektrische) fiets. Dat is een stijging van 4%-punt t.o.v. 2019. 12,5% rijdt niet-elektrisch, 5,3% elektrisch en 0,3% met een speedpedelec. 17% van onze verplaatsingen doen we te voet, een stijging van 5%-punt t.o.v. 2019. Het openbaar vervoer (lijnbus, tram, (pre)metro en trein) wordt minder gebruikt: daar maken we voor zo’n 4% van onze verplaatsingen gebruik van, terwijl dat in 2019 nog 7% was. Zo’n 3% gebeurt op een andere manier: bestelwagen, step, …
77% van de Vlaamse gezinnen heeft minstens één fiets. Dat aantal ligt in lijn met eerdere onderzoeken. Het aantal Vlamingen dat een elektrische fiets bezit stijgt fors. 35% van de gezinnen met een fiets heeft een elektrisch exemplaar. Ter vergelijking: pre-corona was dit nog maar 20%. De Vlaming gebruikt de elektrische fiets niet alleen voor afstanden van 5 tot 15 km en langer, maar ook voor korte afstanden tot 5 km.
In het woon-werkverkeer staat de auto op kop. De auto is het hoofdvervoermiddel voor iets meer dan 6 op 10 werknemers (62%). 22% gaat met de (elektrische) fiets naar het werk. Door de stijgende populariteit van de elektrische fiets is de gemiddelde afstand die we met de fiets afleggen om naar het werk te gaan ook gestegen naar 8 km. Op 10 jaar tijd is de gemiddelde afstand die we afleggen met de fiets om te gaan werken verdubbeld: in 2009 was dit nog 4,4 km. Daarnaast zien we een daling binnen het gebruik van het openbaar vervoer: 5% gebruikt het openbaar vervoer om naar het werk te gaan, wat bijna de helft minder is dan in 2019. 6% gaat te voet naar het werk, en nog eens 5% gebruikt andere minder voorkomende modi, onder andere de step, monowheel of hoverboard, collectief vervoer georganiseerd door de werkgever, bestel- of vrachtwagen, …
7 op 10 scholieren en studenten verplaatst zich op een duurzame manier naar school. De fiets (31%) is het populairst. 19% gaat te voet. 17% gebruikt het openbaar vervoer. 28% van de scholieren en studenten komt met de wagen naar school. 5% komt op een andere manier. De bus is het populairst transportmiddel van het openbaar vervoer om onderwijs te volgen.
Het onderzoek had voor het eerst aandacht voor telewerk en deelsystemen. Van de beroepsactieve deelnemers geeft 38% aan regelmatig thuis te kunnen werken. 43% van wie telewerkt, geeft aan dat 3 dagen of meer te doen.
Het gebruik van deelsystemen blijft nog relatief beperkt. 1,5% van de deelnemers gebruikt een deelstep, 2,3% een deelfiets, 1,8% gebruikt af en toe een deelwagen. 1,3% van de Vlaamse gezinnen heeft een autodeelabonnement. Het is de verwachting dat het gebruik van deelsystemen de komende jaren zal stijgen. Combimobiliteit en deelsystemen staan centraal in basisbereikbaarheid, de Vlaamse visie op mobiliteit die Hoppin heet in de communicatie naar de burger.