Voor de achtste keer publiceert het INR het jaarverslag over het verloop van de consumptieprijzen. Dit jaarverslag werd als volgt opgebouwd:
In het eerste deel van het jaarverslag focust het Prijzenobservatorium op de totale inflatie in België en het prijsstijgingstempo van de vijf grote productgroepen:
-
energie,
-
bewerkte en niet-bewerkte levensmiddelen,
-
diensten en ten slotte
-
industriële, niet-energetische goederen.
Voor elke productgroep wordt eerst de inflatie in België toegelicht, welke vervolgens vergeleken wordt met die in de voornaamste buurlanden (Duitsland, Frankrijk en Nederland). Het geharmoniseerd indexcijfer der consumptieprijzen (GICP), dat opgesteld wordt conform de Europese methodologie, vormt veruit de belangrijkste gegevensbron voor het verslag.
In het tweede deel van het verslag komt een aparte analyse over de diensteninflatie aan bod. De laatste jaren heeft vooral het verloop van de dienstenprijzen bijgedragen aan de hogere inflatie in België in vergelijking met de buurlanden.
Op vraag van de minister van Economie, werkten de FOD Economie (Prijzenobservatorium en Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium), de Nationale Bank van België en het Federaal Planbureau binnen het kader van het Instituut voor de Nationale Rekeningen samen aan dit onderzoek. Dit tweede deel van het verslag start met een gedetailleerde beschrijving van het verloop van de totale inflatie en zijn verschillende componenten in België en in de drie voornaamste buurlanden over de periode 1998-2016. Het belang van de diensteninflatie komt hier duidelijk naar voren. In het tweede hoofdstuk buigen we ons over de verklarende factoren van macro-economische en institutionele aard voor de hogere diensteninflatie in België. In het laatste hoofdstuk ten slotte wordt voor de twee categorieën met de grootste impact op het inflatieverschil tussen België en de voornaamste buurlanden (restaurants en cafés, telecomdiensten) een diepgaande analyse uitgevoerd.