Op 23 juni 2011 stellen het Federaal Planbureau (FPB), het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), de Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR) en het Institut wallon de l’Evaluation, de la Prospective et de la Statistique (IWEPS) de resultaten van een nieuwe regionale economische projectie voor.
Die vier instellingen hebben een regionaal en sectoraal macro-economisch model ontwikkeld (HERMREGgenaamd) dat het mogelijk maakt de belangrijkste resultaten van de middellangetermijnvooruitzichten die het FPB jaarlijks publiceert voor België, regionaal uit te splitsen. Dit modelleringstype waarborgt de samenhang tussen de nationale projectie en de regionale projecties. De resultaten die vandaag voorgesteld worden, zijn gebaseerd op de ‘Economische vooruitzichten 2011-2016’ die in mei van dit jaar verschenen1. De projectie houdt rekening met een internationale context die gekenmerkt wordt door een economisch herstel op mondiaal niveau. Dat heeft zich bevestigd in de loop van 2010 en zou zich voortzetten in 2011 en 2012 dankzij de dynamiek van de opkomende landen. De groei in de eurozone zou echter broos en ongelijkmatig blijven. In dit scenario zou de groei van de Belgische economie 2,2 % per jaar bedragen in 2011 en 2012 (een duidelijk betere prestatie dan die van de eurozone sinds het uitbreken van de crisis) en dat groeitempo zou aanhouden op middellange termijn.
De resultaten van de regionale economische vooruitzichten zijn samengevat de volgende2:
Economische groei
De recessie van 2009 heeft het Vlaams en Waals Gewest zwaarder getroffen dan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De regionale bbp’s zijn in de eerste twee gewesten met iets meer dan 3 % gedaald tegenover minder dan 0,5 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In 2010 kennen de drie gewesten terug een positieve groei, maar de herneming van de buitenlandse vraag komt meer ten goede aan het Waals en Vlaams Gewest: hun bbp zou respectievelijk toenemen met 2 en 2,2 %, tegenover 1,9 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook in 2011 zou de Vlaamse groei hoger zijn dan in de twee andere gewesten. Op middellange termijn (periode 2013-2016) zouden de gewesten een groei realiseren die vergelijkbaar is met die vóór het uitbreken van de crisis. Tijdens de volledige projectieperiode zou er tussen de gewesten een licht groeiverschil ten voordele van het Vlaams Gewest blijven bestaan, maar dat verschil zou kleiner worden dan in het verleden.
Arbeidsmarkt
De werkgelegenheid nam in 2010 opnieuw toe in de drie gewesten en deed daarmee in het Vlaams en Waals Gewest de terugval van het voorgaande jaar teniet. De binnenlandse werkgelegenheid is met ongeveer 0,7 % gestegen zowel in het Vlaams als in het Waals Gewest en met 0,5 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vanaf 2011 zou de binnenlandse werkgelegenheid van elk gewest stijgen aan hetzelfde ritme als vóór de crisis, namelijk met gemiddeld 1 % per jaar. Voor de periode 2012-2016 betekent dit ongeveer 7 000 additionele banen per jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 28 000 banen per jaar in het Vlaams en bijna 13 000 banen per jaar in het Waals Gewest. In totaal, tussen 2010 en 2016, zou de werkgelegenheid stijgen met 41 000 eenheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met 72 000 in het Waals en met 169 000 eenheden in het Vlaams Gewest.
In 2010 vertonen de regionale werkloosheidsgraden uiteenlopende evoluties: stagnering in het Vlaams Gewest, daling in het Waals Gewest en stijging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest3. In 2011 zou de werkloosheidsgraad blijven dalen in Wallonië en ook afnemen in Vlaanderen, maar constant blijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Over de periode 2011-2016 zou de vermindering van de werkloosheidsgraad algemeen zijn en in het totaal schommelen tussen 1,3 en 1,7 procentpunt.
Tegen 2016 zouden de regionale werkloosheidsgraden duidelijk lager zijn dan in 2008: 6,8 % in het Vlaams Gewest (-0,6 procentpunt ten opzichte van 2008), 19,5 % in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (-0,1 procentpunt) en 15,7 % in het Waals Gewest (-1,4 procentpunt). Die cijfers stemmen overeen met respectievelijk 214 200, 117 500 en 264 300 werklozen.
Productiviteit, lonen en inkomens
Na een terugval in 2009 zou de productiviteitsgroei in de drie gewesten hernemen in 2010 en dit op een relatief gelijke wijze voor de drie gewesten. Op middellange termijn zouden de regionale productiviteitswinsten convergeren naar het nationaal gemiddelde van 1,1 %, zoals reeds geobserveerd vóór de crisis (2002-2008), met een licht verschil in het voordeel van het Vlaams Gewest in de periode 2013-2016. De reële lonen zijn sterk gedaald in 2010 en zouden in 2011 nog verder dalen. Vanaf 2012 zouden ze terug stijgen en zou hun groei zelf versnellen op middellange termijn, met een groeiverschil in het voordeel van het Vlaams Gewest (van 0,2 procentpunt per jaar in de periode 2013-2016 tegenover het nationaal gemiddelde).
Het beschikbaar inkomen zou over de periode 2010-2016 het snelst toenemen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gevolgd door de beide andere gewesten. De belangrijkste componenten van het Brussels primair inkomen (lonen, inkomen van de zelfstandigen) zouden sterker groeien dan het nationaal gemiddelde, terwijl het omgekeerde zich zou voordoen voor het Waals Gewest, in het bijzonder wat het inkomen van de zelfstandigen betreft. Die ontwikkelingen zouden gedeeltelijk gecompenseerd worden door de groei van de fiscale en parafiscale heffingen, die hoger is dan het rijksgemiddelde in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en lager in het Waals Gewest. De Waalse gezinnen zouden bovendien kunnen rekenen op een lichtjes hogere groei van de totale sociale uitkeringen in vergelijking tot het nationaal gemiddelde tussen 2010 en 2016.
In combinatie met de demografische vooruitzichten, zou de verwachte inkomensevolutie over de periode 2010-2016 leiden tot een snellere groei van het beschikbaar inkomen per inwoner in het Vlaams en Waals Gewest (respectievelijk 3,0 % en 2,9 %) dan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest (2,6 %), door de relatief sterkere toename van de Brusselse bevolking op middellange termijn.
Overheidsfinanciën
Bij ongewijzigd beleid en op basis van de informatie die beschikbaar was midden april 2011, zou de gezamenlijke rekening van de gemeenschappen en gewesten terug in evenwicht zijn vanaf 2012, dankzij een begrotingsoverschot van het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap. De rekening van de Franse Gemeenschap zou tegen het einde van de periode eveneens een overschot vertonen, terwijl het Waals Gewest zou evolueren naar een quasi begrotingsevenwicht. Globaal beschouwd zouden beide entiteiten dus in 2015 een evenwicht bereiken. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest daarentegen zou, zonder bijkomende maatregelen, met een tekort geconfronteerd blijven op het einde van de projectieperiode.
Uitstoot van broeikasgassen
De broeikasgasemissies zouden zich stabiliseren tussen 2011 en 2016, zowel op nationaal niveau als regionaal niveau. Binnen de context van deze projectie en ondanks verschillende factoren die de resultaten op significante wijze kunnen beïnvloeden, zouden alle gewesten de doelstellingen behalen die hen zijn toegewezen in het kader van het Kyotoprotocol.