Vlaanderen scoort goed voor O&O-uitgaven en hoort sinds kort bij de topgroep van regionale innovatieleiders in Europa. Willen we innovaties volop laten renderen voor de economie en de samenleving, dan moeten die innovaties nadien ook breed verspreid worden. Daar knelt het schoentje in Vlaanderen stellen de Vlaamse werkgevers en vakbonden, verenigd in de SERV. Te weinig ondernemingen plukken nu de vruchten van de ontwikkelde innovaties. Vlaanderen heeft veel budgettaire inspanningen gedaan om de Lissabon-norm van 3% van het bbp voor O&O-uitgaven te halen. Nu vindt de SERV het tijd om verhoogde inspanningen te doen voor de verspreiding van deze innovaties. De Vlaamse overheid is hiervoor een onmisbare partner. De SERV schuift vijf beleidssporen naar voor om innovatie volop te laten renderen voor de economie en maatschappij.
Veel nadruk op O&O, weinig valorisatie en verspreiding
Al in 2019 overschreed Vlaanderen de Lissabon-norm met een totaal aan O&O-uitgaven van 3,35% van het bbp. Daarvan is 2,55% gefinancierd door de private sector en 0,80% door de overheid. Wil Vlaanderen de 1% bbp-norm voor overheidsinvesteringen halen tegen het einde van de legislatuur (2024), dan moeten de O&O-uitgaven de komende jaren telkens met 211 mln. euro per jaar stijgen.
Terwijl innovatie toeneemt in Vlaanderen, zien we echter een daling van de valorisatie. Een recent OESO-rapport (Broad-based innovation policy for all regions and cities, 2020) stelt dat het innovatiebeleid in Vlaanderen te eng gericht is op Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) waardoor het belang van kennisverspreiding ondergesneeuwd geraakt. België/Vlaanderen slagen er te weinig in een brug te maken tussen innovatie en valorisatie, ondanks de aanwezigheid van topbedrijven.
Gebrek aan levenslang leren remt innovatieverspreiding af
Een bijkomende drempel voor innovatieverspreiding is een lage deelname aan opleiding tijdens de loopbaan in Vlaanderen. Dat heeft een negatieve invloed op het innovatievermogen zelf maar ook op de mate waarin bedrijven innovaties opnemen en toepassen. Ondernemingen die hun processen, producten of diensten innoveren moeten ervoor zorgen dat de werknemers mee blijven om tijdig in te spelen op nieuwe transities en uitdagingen. Levenslang leren en dus regelmatig een extra opleiding/vorming volgen is daarom cruciaal om vernieuwingen en innovaties te kunnen implementeren en cruciale transities te realiseren. Op dat vlak doet Vlaanderen het minder goed: met een opleidingsdeelname bij 25-64-jarigen van 47,7% scoort Vlaanderen net iets lager dan het EU-gemiddelde (48,7%) (opleidingsdeelname voorbije 12 maanden (2016) Eurostat AES). Tegenover Nederland (64,1%), Zweden (63,8%) en Noorwegen (60%) is het verschil groot.
Groeiende productiviteitskloof
Om echt iets te betekenen voor de economie en de samenleving moeten innovaties zich breed verspreiden zodat veel ondernemingen en mensen ze kunnen gebruiken. Uit de Europese Semesterrapporten blijkt dat België op dat vlak met een structureel probleem kampt. Er is sprake van toenemende productiviteitsverschillen tussen de meest en minst productieve bedrijven. Dat wijst op ondermaatse kennis- en technologieverspreiding. Ook de OESO wijst erop dat de private uitgaven voor O&O in België sterk geconcentreerd zijn bij gevestigde grote ondernemingen (vaak dochterondernemingen van multinationals) enerzijds en bij bepaalde sectoren zoals chemie en farma anderzijds.
De kloof tussen voorlopers en achterblijvers neemt in België sterker toe dan in andere landen. Zo zijn bv. de top performante industriële ondernemingen acht keer productiever dan de minst performante, in de diensteneconomie is dat zelfs tien keer. Hoe groter te kloof, hoe moeilijker ze ook te overbruggen is want door de steeds snellere technologische vooruitgang en kennisopbouw wordt het voor de achterblijvers keer op keer moeilijker om de nieuwe kennis te verwerken en toe te passen.
Hefbomen voor meer innovatieverspreiding
Om innovaties en de verspreiding ervan te stimuleren, is de Vlaamse overheid een belangrijke partner. De SERV schuift vijf beleidssporen naar voor waarmee de Vlaamse overheid aan de slag kan. Eén ervan is de nood aan een missiegericht instrumentarium dat maatschappelijke meerwaarde genereert. Enkele instrumenten kunnen richtinggevend zijn zoals het COOCK-instrument dat onderzoeksresultaten vertaalt naar concrete toepassingen en het doorstromen van ontwikkelde oplossingen naar bedrijven. Ook de TETRA-projecten zijn interessant omdat ze recente kennis omzetten in concrete informatie zodat ondernemingen sneller en efficiënter kunnen innoveren. De SERV vraagt ook laagdrempelig toegankelijke innovatie-instrumenten die meer vraaggestuurd werken. Te veel innovatie vertrekt nu nog van de technologie op zich en te weinig vanuit de behoefte van de klant.