Het rapport vergelijkt ook de ontvangsten uit de Vlaamse gewestbelastingen met die in de andere gewesten. Zowel de belastbare basis als de tarieven leiden tot verschillen in de ontvangsten per hoofd van de bevolking. De inkomsten via de gewestbelastingen per inwoner liggen voor Vlaanderen met € 1 057 rond het nationaal gemiddelde, behalve op het vlak van mobiliteit. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangt per inwoner meer (€ 1 326) en Wallonië minder (€ 952) dan het nationale gemiddelde.
De belastingdruk ligt in Vlaanderen gemiddeld ook lager dan in de andere gewesten. De hogere belastingdruk in Wallonië zorgt er dan weer voor dat het effect van de kleinere belastingbasis (= waarop belasting wordt geheven) getemperd wordt. Vlaanderen heeft daarentegen een grote belastingbasis. Er worden per inwoner meer huizen verkocht tegen gemiddeld hogere prijzen, de kadastrale inkomens zijn hoger, er worden meer en duurdere auto’s gekocht, en vrachtwagens leggen meer kilometers per inwoner af.
Er blijken aanzienlijke verschillen tussen de Vlaamse gewestbelastingen met gelijkaardige belastingen in de buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland. Zo zijn de Vlaamse ontvangsten uit de erf- en schenkbelasting per inwoner (€ 309) beduidend hoger dan in Nederland (€ 142) en Duitsland (€ 117) en in mindere mate dan in Frankrijk (€ 273). Deze verschillen ontstaan vooral door de verschillen qua belastingtarieven in deze landen, de politieke en maatschappelijke keuzes die daarin tot uiting komen evenals de grootteorde van het overgedragen vermogen.
De Vlaamse belastingen op mobiliteit (verkeersbelasting en inschrijvingsbelasting) bedragen in 2022 € 199 per inwoner. Dat is merkelijk hoger dan in Duitsland (€ 114) en Frankrijk (€ 61) maar een stuk lager dan in Nederland (€ 431). Bij dergelijke vergelijking moet steeds rekening gehouden worden met de specifieke omstandigheden in deze landen. Frankrijk heeft bijvoorbeeld een relatief lage belasting op het bezit en gebruik van een wagen maar ontvangt via het tolsysteem op de autostrades aanzienlijke middelen. Deze middelen zijn echter geen belastingontvangsten en worden dus niet meegenomen in de vergelijking.
Sinds de zesde staatshervorming wordt een aanvullende gewestbelasting geheven in de vorm van bruto opcentiemen op de federaal geïnde personenbelasting. Die bruto opcentiemen groeien de afgelopen jaren zowel nominaal (van € 6,77 mld in 2018 naar € 9,97 mld in 2024) als in verhouding tot het bbp sterk (van 1,47% bbp in 2018 tot 1,65% bbp in 2024).
Het rapport gaat ook dieper in op de fiscale uitgaven van Vlaanderen. Dat zijn uitgaven die de Vlaamse overheid op zich neemt om de lasten voor de belastingbetaler te verlagen. Denk daarbij aan de woonbonus, de fiscale aftrek voor dienstencheques, de RSZ-korting bij het doelgroepenbeleid en de jobbonus.
Bij de start van de analyse in 2015 bedroegen de totale fiscale uitgaven € 2,39 mld of 0,57% van het bbp. Maar door verschillende hervormingen (vooral het uitdoven van de woonbonus vanaf 2020 en de afslanking van het doelgroepenbeleid tijdens de legislatuur 2019-2024) bedragen deze uitgaven bij opmaak van de begroting 2024 nog € 1,89 mld of 0,31% van het bbp in 2024.