De Vlaamse toetsen zijn een belangrijk speerpunt in het beleid van minister Weyts. Ze moeten een antwoord bieden op de achteruitgang van de resultaten van het Vlaamse onderwijs in internationaal vergelijkende studies en peilingen. De voorbereidingen rond die Vlaamse toetsen lopen al langer. Nu ligt er een regelgevend kader voor.
De Vlor kan zich niet vinden in dit regelgevend kader en de beleidskeuzes die daarin vervat zitten. Het voorontwerp van decreet is onvoldoende juridisch onderbouwd en de inhoudelijke motivatie voor het invoeren van de Vlaamse toetsen schiet te kort. Daardoor schuurt het met de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. De vrijheid van onderwijs kan enkel rechtmatig worden ingeperkt indien er sprake is van een legitiem doel, de maatregel adequaat/pertinent is, proportioneel/evenredig en noodzakelijk.
Indien deze ontwerpregelgeving wordt goedgekeurd, is dat geen goede zaak voor het onderwijs en de bredere samenleving.
De Vlor dringt erop aan dat het grondig parlementair debat, waartoe hij al eerder opriep, nu echt van start gaat nu het voorontwerp van decreet voorligt. In dat debat is een grondige afweging nodig tussen wat nu decretaal is uitgewerkt en een kwaliteitsvol alternatief.
Gestandaardiseerde toetsen kunnen, onder bepaalde voorwaarden, een meerwaarde zijn voor het onderwijs. De Vlor geeft daarbij de voorkeur aan een rijke toetsenbank met verschillende psychometrisch onderbouwde gestandaardiseerde toetsen waaruit scholen autonoom keuzes kunnen maken, rekening houdend met de eigen onderwijsaanpak, de eigen context en de specifieke informatiebehoefte voor de interne kwaliteitszorg. Zo’n scenario vertrekt vanuit vertrouwen in scholen waarbij ze ontwikkelingsgericht met gestandaardiseerde toetsen werken en aan het stuur worden gezet om kwaliteitsvol onderwijs te realiseren.
De Vlor wijst in het advies op volgende fundamentele knelpunten om aan te tonen dat het voorontwerp van decreet ernstige tekortkomingen heeft.
-
Om aan te tonen dat de organisatie van de Vlaamse toetsen door de overheid legitiem is, verwijzen de ontwerpteksten naar eerdere uitspraken van de Raad van State en van het Grondwettelijk Hof. Die verwijzingen kunnen niet als onderbouwing gelden voor de Vlaamse toetsen op zich en zijn problematisch.
-
De piste van het beroepsgeheim is ontoereikend om rankings van de resultaten van scholen op de Vlaamse toetsen te vermijden.
-
Er is onvoldoende empirische onderbouwing in relatie tot het beoogde doel (pertinentie), namelijk dat de Vlaamse toetsen de onderwijskwaliteit zullen versterken. Dat creëert onrealistische verwachtingen naar het onderwijsveld en de brede samenleving.
-
De impact op scholen (proportionaliteit). Er zitten enkele beleidskeuzes in het voorontwerp van decreet die, wanneer ze cumuleren, de pedagogische vrijheid sterk onder druk zetten. De Vlaamse toetsen zijn een bijkomende vorm van overheidssturing.
-
De alternatieven zijn niet onderzocht (noodzakelijkheid). Het gaat dan om alternatieven die minder beperkend zouden zijn en verder bouwen op de bestaande gestandaardiseerde toetsen. Er wordt nu geïnvesteerd in iets volledig nieuws. Het ruime budget dat aan de Vlaamse toetsen verbonden is, is niet in verhouding tot de te verwachten impact op het beoogde doel om de onderwijskwaliteit te versterken en te monitoren.
De fundamentele bezwaren bij het voorontwerp van decreet worden versterkt door onduidelijkheden en bedenkingen bij de wenselijkheid en haalbaarheid van een aantal zaken die nu worden aangekondigd. Zo zijn er beperkingen verbonden aan de leerwinstmeting en wijst de raad op ernstige beperkingen bij volledig digitale afname van de Vlaamse toetsen.
De beleidsvoorbereiding van de Vlaamse toetsen is niet afgestemd op de ontwikkeling van nieuwe eindtermen. Dat verhoogt de complexiteit en roept heel wat vragen op rond de inzet van middelen, mensen en tijd, terwijl de noden van het onderwijs groter zijn dan ooit. Er wordt nu geïnvesteerd in het ontwikkelen van toetsmateriaal (inclusief testafnames), dat vervolgens (deels) niet meer gebruikt kan worden.