Deze Working Paper presenteert een eerste balans van de vooruitgang van België naar de 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030, die door de VN aangenomen werden. Deze balans steunt op 31 indicatoren uit de gegevensbank van duurzame-ontwikkelingsindicatoren die reeds bestond op het Federaal Planbureau. Deze Working Paper presenteert ook de gebruikte methodologieën om de indicatoren te kiezen en om hun evolutie ten opzichte van hun doelstelling te evalueren. Deze balans toont dat in verscheidene domeinen bijkomende inspanningen vereist zijn om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030 te bereiken.
De balans toont dat er in veel domeinen bijkomende inspanningen nodig zijn om de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen tegen 2030 te bereiken.
- Voor slechts 4 van de 13 indicatoren met een precieze doelstelling zou de voortzetting van de huidige trend het mogelijk maken hun doelstelling te bereiken (of bijna te bereiken voor een 5de indicator).
- Slechts 6 van de 18 andere indicatoren evolueerden tussen 2000 en 2015 in de gewenste richting.
- De sociale indicatoren evolueren naar verhouding het minst in de richting van hun doelstelling.
Het Federaal Planbureau (FPB) meet de vooruitgang van België naar de 17 duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, die in september 2015 door de VN werden aangenomen, door de trends van 31 indicatoren te evalueren (zie tabel). In die evaluatie wordt elke indicator gekoppeld aan een van de VN-doelstellingen die soms nader bepaald worden door andere officiële teksten, zoals internationale overeenkomsten en duurzame-ontwikkelingsstrategieën, in het bijzonder de beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling die de federale regering in 2013 heeft vastgesteld. Die visie bevat 55 langetermijndoelstellingen. Samen met soortgelijke documenten van de gewesten vormt ze een stevige basis voor een snelle aanpassing van de SDGs aan België.
Elke VN-doelstelling (kolom 1 van de tabel) wordt opgevolgd met een of twee indicatoren (kolom 2), geselecteerd uit de reeds door het FPB opgevolgde duurzame- ontwikkelingsindicatoren (zie www.indicators.be) en uit de in februari 2016 gepubliceerde aanvullende indicatoren naast het bbp. Die indicatoren worden ook ingedeeld volgens de vier uitdagingen (sociaal, consumptie- en productiepatronen, milieu en governance) van de Federale beleidsvisie op lange termijn inzake duurzame ontwikkeling.
Gekwantificeerde doelstellingen: weinig zouden tegen 2030 bereikt worden
Voor 13 van de indicatoren kon een precieze (gekwantificeerde en tijdgebonden) doelstelling vastgesteld worden, bijvoorbeeld het risico op armoede of sociale uitsluiting tegen 2030 met de helft verminderen of de jaarlijkse uitstoot van fijn stof terugdringen tot minder dan 29,2 kt PM2,5 in 2030. Die precieze doelstellingen zijn opgenomen in kolom 3 van de tabel.
Om deze indicatoren te evalueren wordt de voortzetting van de huidige trend in 2030 vergeleken met de te bereiken doelstelling. De voorzetting van de huidige trend werd ofwel berekend op basis van bestaande FPB-projecties, ofwel geëxtrapoleerd op basis van een berekende
trend van de indicator sinds het jaar 2000. Voor 4 van die 13 indicatoren maakt de voortzetting van de huidige trend het mogelijk de doelstelling te bereiken. Het gaat om de indicatoren vrouwelijke parlementsleden, onderzoek en ontwikkeling, uitstoot van fijn stof en mariene oppervlakte in Natura 2000-gebied. Een vijfde indicator over hernieuwbare energie bereikt bijna zijn doelstelling (geraamd op 18 % in 2030) volgens het referentiescenario van de Energievooruitzichten die het FPB in 2014 publiceerde. Daarin bedraagt het aandeel hernieuwbare energie 16,8 % van het bruto finale energieverbruik.
Voor de overige 8 van die 13 indicatoren laat de voorzetting van de huidige trend niet toe de doelstelling te bereiken. Het gaat om de indicatoren risico op armoede en sociale uitsluiting, verkeersdoden, vroegtijdige schoolverlaters, finale energie-intensiteit, vervoer van personen met de wagen, uitstoot van broeikasgassen, duurzame visvangst en officiële ontwikkelingshulp.
Niet-gekwantificeerde doelstellingen: weinig gunstige evoluties
Voor de 18 andere indicatoren kan met de VN-doelstellingen enkel bepaald worden in welke richting ze moeten evolueren. Zo moet obesitas bij volwassenen dalen en moet het veiligheidsgevoel in de openbare ruimte toenemen. Die te volgen richting is aangeduid in kolom 3 van de tabel.
Van die 18 indicatoren evolueerden er 6 in de gewenste richting tussen het jaar 2000 en vandaag. Het gaat bijvoorbeeld om de oppervlakte biologische landbouw en het gerecycleerd afval. Die evaluatie geeft geen informatie over het tempo van de evolutie van deze indicatoren.
Twee indicatoren evolueren in de tegengestelde richting van de doelstelling: de werkloosheidsgraad en de populatie weidevogels. Van de andere 10 indicatoren zijn er 3 met onvoldoende gegevens om een statistisch significante trend te kunnen ramen en 7 evolueerden zeer weinig tussen 2000 en 2015. Het gaat bijvoorbeeld om de Gini-index, die de inkomensongelijkheid meet, of het vertrouwen in instellingen.
Sociale indicatoren tonen de meest zorgwekkende evoluties
Van de 31 indicatoren hebben er 14 betrekking op de sociale uitdaging, 8 op de uitdaging van consumptieen productiepatronen, 7 op de milieu-uitdaging en 2 zijn gekoppeld aan de uitdaging van de overheidsgovernance. De evoluties van de sociale uitdaging blijven het meest zorgwekkend. Slechts 2 op 14 van die indicatoren krijgen een gunstige evaluatie.
Deze balans is een eerste evaluatie van de vooruitgang van België naar de VN-doelstellingen van duurzame ontwikkeling tegen 2030, op basis van bestaande en snel toegankelijke gegevens. In België zijn er binnen het Interfederaal Instituut voor de Statistiek en de Interministeriële Conferentie Duurzame Ontwikkeling werkzaamheden aan de gang om een vollediger lijst op te stellen.