Waar de werkbaarheidsgraad in de gezondheids- en welzijnszorg in het voorbije decennium systematisch toenam van 56,1% in 2004 naar 60,0% in 2010, noteren we sindsdien een significante daling van het aandeel werknemers in de sector met een werkbare job naar 54,4% in 2016. De sector volgt daarmee de trend op de Vlaamse arbeidsmarkt, zij het met een werkbaarheidsgraad die voor alle meetpunten op een significant hoger niveau ligt dan het Vlaamse sectorgemiddelde.
Een blik op de onderliggende werkbaarheidsindicatoren geeft een duidelijk zicht op (het voorkomen van) knelpunten in de werksituatie van werknemers in de sector in 2016:
- 35,0% wordt geconfronteerd met werkstressklachten, bij 11,0% is de situatie acuutproblematisch en is er sprake van burn-outsymptomen;
- 13,6% kampt met motivatieproblemen, bij 5,4% gaat het om ernstige demotivatie;
- 13,7% heeft onvoldoende leermogelijkheden in de job, bij 5,4% is er een ernstig leerdeficit;
- 11,0% signaleert problemen in de werk-privé-combinatie, bij 3,2% gaat het om een acuut werk-privé-conflict.
Terwijl we een duidelijke vooruitgang optekenen op het vlak van competentieontwikkelingskansen in het voorbije decennium (het percentage werknemers met onvoldoende leermogelijkheden daalde van 18,0% in 2004 naar 13,7% in 2016), registreren we sinds de 2013 een gevoelige toename van het aandeel werknemers met werkstressklachten (van 29;6% naar 35,0%) en burn-outsymptomen (van 9,2% naar 11.0%). Ook voor de indicator ‘werk-privé- balans’ is er sprake van een negatieve evolutie: het aandeel werknemers in een probleemsituatie stijgt van 8,6% in 2013 naar 11,0% in 2016.
De opgemaakte risicoprofielen voor de gezondheids- en welzijnszorg leren ons ons dat een hoge werkdruk een belangrijke determinant vormt van werkstressklachten, werk-privé- combinatiemoeilijkheden en (in mindere mate) motivatieproblemen. In 2016 wordt 38,1% van de werknemers met een hoge werkdruk geconfronteerd: dit is een substantiële stijging in vergelijking met 2013 (29,8%) Deze sectorale werkdrukscores wijken evenwel niet significant af van het Vlaamse sectorgemiddelde
Daarnaast zijn nog twee andere belastingsfactoren van belang voor werkstress en werkprivébalans: emotionele belasting en (fysieke) arbeidsomstandigheden. Het aandeel van de werknemers in de gezondheids- en welzijnszorg dat in 2016 geconfronteerd worden met emotioneel belastend werk bedraagt 41,3%: het gaat om een stijging met bijna 6 procentpunt sinds 2013 en een kengetal dat substantieel boven het referentiecijfer voor de Vlaamse arbeidsmarkt ligt. Het aandeel van de werknemers in sector dat in 2016 te maken heeft met fysieke belastend werk bedraagt 16,4%: een toename met ruim 5 procentpunt sinds 2004 en een significant hogere score dan het Vlaamse sectorgemiddelde
Routinematig werk en onvoldoende autonomie bij de taakuitvoering blijken doorslaggevende risicofactoren voor onvoldoende leermogelijkheden en motivatieproblemen. Het aandeel werknemers in de sector met routinematig werk ligt in 2016 op 22,1%: dit percentage bleef stabiel over het voorbije decennium en ligt beneden het Vlaamse sectorgemiddelde. Voor autonomie in het werk noteren we een toename van het aandeel werknemers in een problematische situatie van 19,0% in 2004 naar 24,6% in 2016: de sector gaat daarmee in tegen de trend op de (ruimere) arbeidsmarkt en scoort sinds 2013 ongunstiger dan het Vlaamse sectorgemiddelde.
Ook het gebrek aan ondersteuning door de directe leiding vormt een belangrijk risico voor (alle) werkbaarheid(sknelpunten), maar is in het profiel van de sector minder kritisch omdat een kleinere groep er mee te maken heeft: met 12,8% werknemers in 2016 wijkt de gezondheidsen welzijnszorg niet significant af van het Vlaamse sectorgemiddelde.
Wanneer we inzoomen op het werkbaarheidsrapport van een aantal subsectoren binnen de gezondheids- en welzijnszorg, registreren we tussen 2013 en 2016 de volgende significante verschuivingen in de indicatorscores:
- een toename van het aandeel werknemers in de ziekenhuizen in een hoge werkdruk-situatie (van 36,6% naar 45,9%);
- een toename van het aandeel werknemers in de rusthuizen dat geconfronteerd wordt met werkstressklachten (van 35,3% naar 42,4%), met een problematische werk-privébalans (van 9,9% naar 14,5%), met een hoge werkdruk (van 39,9% naar 50,6%) en met emotioneel belastend werk (van 35,4% naar 46,5): de voor 2016 opgetekende werkbaarheidsgraad in de subsector ‘rusthuizen’ ligt met 48,5% significant lager dan het referentiecijfer voor de (ruimere) gezondheids- en welzijnszorg;
- een toename van het aandeel werknemers in de gehandicaptenzorg en de jeugdbijstand die geconfronteerd worden met werkstressklachten (van 22,2% naar 33,9%), met een problematische werk-privé-balans (van 5,9% naar 10,9%),en met emotioneel belastend werk (van 49,6% naar 57,9%): de werkbaarheidsgraad in de gehandicaptenzorg en jeugdbijstand valt terug van 68,9% in 2013 naar 58,5% en benadert daarmee het referentiecijfer voor de (ruimere) gezondheids- en welzijnszorg;
- een toename van het aandeel werknemers in de gezins- en bejaardenhulp dat geconfronteerd met een gebrek aan autonomie bij de taakuitvoering v(an 7,4% naar 14,1%).
De monitor 2016 brengt niet alleen de werkbaarheidsgraad en -indicatoren in kaart, maar peilt ook naar aanvullende informatie over jobkenmerken en werkbeleving. We zetten een aantal opvallende vaststellingen voor de gezondheids- en welzijnszorg op een rijtje:
- 73,7% van de werknemers nam in het voorbij jaar deel aan een bijscholing of bedrijfstraining (Vlaamse arbeidsmarkt: 57,8%);
- 52,5% van de werknemers in de sector werkt deeltijds (Vlaamse arbeidsmarkt: 30,7%);
- 17,6% verricht regelmatig nachtarbeid (Vlaamse arbeidsmarkt 13,5%);
- 11,5% werkt structureel over, d.w.z. presteert frequent overuren zonder inhaalrust (Vlaamse arbeidsmarkt: 23,3%);
- 9,6% (tele)werkt sporadisch of regelmatig van thuis uit (Vlaamse arbeidsmarkt: 17,9%);
- 16,2% krijgt sporadisch of regelmatig af te rekenen met fysieke agressie op het werk (Vlaamse arbeidsmarkt: 5,0%);
- 11,2% was in het voorbije jaar langdurig (>20 dagen) afwezig op het werk door ziekte of ongeval (Vlaamse arbeidsmarkt: 9,6%);
- 53,4% schat doorwerken in de huidige job tot het pensioen als een haalbare opdracht in (Vlaamse arbeidsmarkt: 57,1%).