In 2018 telt Vlaanderen 72% eigenaar-bewoners, 19% private huurders en 7% sociale huurders. Deze aandelen zijn niet statistisch significant gewijzigd t.o.v. 2013. Bij bepaalde maatschappelijke groepen vinden we wel een lichte, significante stijging van het aandeel eigenaar-bewoners, zoals bij de 20% hoogste inkomens en bij de middelste leeftijdsgroepen. Verder geeft ongeveer 98% van de eigenaars aan eigenaar te willen blijven in de toekomst, terwijl de helft van de private huurders eigenaar wenst te worden.
Het aandeel Vlaamse woningen in goede staat steeg tussen 2013 en 2018 van 70% naar 77%, terwijl het aandeel woningen in slechte tot zeer slechte staat daalde van 14% naar 11%. De woningen in de Vlaamse centrumsteden maakten hierbij een grotere kwaliteitsverbetering door dan in de kleine steden en in niet-stedelijke gemeenten. Ook stelden we vast dat de kwaliteit van de woningen van eigenaars anno 2018, net zoals in het verleden, beter is dan deze bewoond door huurders. Het aandeel woningen van slechte tot zeer slechte staat is opmerkelijk lager bij de eigenaars. Er blijft een segment slechte woningen op de huurmarkt. In deze slechte woningen vinden we hoge aandelen kwetsbare groepen, als huishoudens met een werkloze referentiepersoon of een zieke of arbeidsongeschikte referentiepersoon, eenoudergezinnen en huishoudens met een laag inkomen.
De isolatiegraad van de Vlaamse woningen nam toe. Isolerend glas, dakisolatie, muurisolatie, leidingisolatie en vloerisolatie komen significant meer voor in 2018 dan in 2013. Quasi alle Vlaamse woningen (96%) hebben anno 2018 isolerend glas. Het aandeel woningen met dakisolatie nam toe van 78% naar 86%, het aandeel met muurisolatie van 56% naar 64% en het aandeel woningen met vloerisolatie steeg van 40 naar 47%. Eigendomswoningen zijn, met uitzondering voor isolerend glas, beter geïsoleerd dan huurwoningen.
De woonuitgaven van huurders en afbetalende eigenaars zijn licht toegenomen, maar dit heeft niet voor een groter betaalbaarheidsrisico gezorgd. Daarvoor is ook het inkomen van belang en dit is in elke deelmarkt gemiddeld op peil gebleven. Net zoals 5 jaar eerder spendeert 1 op 5 huishoudens in 2018 meer dan 30% van hun inkomen aan de woonuitgaven (huur of afbetaling van de lening), en kent dus een betaalbaarheidsrisico volgens deze indicator (de woonquote). Zoals ook in 2013 ligt de woonquote relatief hoog bij private huurders, met 52% boven de 30%-norm, tegenover 27% van de eigenaars met een hypotheek en 23% van de sociale huurders.
Bij een tweede methode om betaalbaarheid te meten, bekijken we wie na betaling van de woonuitgaven onvoldoende overhoudt om menswaardig deel te nemen aan in de samenleving. Ook volgens deze ‘budgetmethode’ kent de betaalbaarheid bij private en sociale huurders een status quo: 31% van de private huurders en 34% van de sociale huurders heeft een resterend inkomen onder de budgetnorm. Naast een slechtere woningkwaliteit kennen de kwetsbare groepen op de huurmarkt ook een relatief groot betaalbaarheidsrisico, met meer dan de helft van de huishoudens onder de budgetnorm. Het gaat om werkloze private of sociale huurders en eenoudergezinnen in zowel de private als sociale huursector.
‘Slim Wonen en Leven’ is een van de zeven transitietrajecten van de Vlaamse overheid die kaderen in de Visie2050. De toekomstvisie is dat in 2050 de huishoudens in Vlaanderen kiezen voor een duurzame woning en omgeving, op een slimme locatie en aangepast aan de woonbehoefte op dat ogenblik. De Startnota ‘Slim Wonen en Leven’ concretiseert deze visie. De Woonsurvey 2018 bevatte vragen die rechtstreeks werden afgeleid uit de Startnota. De resultaten geven een ‘nulmeting’. Ze tonen de houding van de Vlaamse huishoudens anno 2018 en zo ook de weg die nog is af te leggen. De resultaten van deze eerste meting tonen dat op heel wat vlakken de woonwensen vandaag nog veraf staan van het toekomstbeeld en dus dat initiatief nodig is om de woonwensen bij te sturen. Tegelijkertijd bevestigen de antwoorden dat de huishoudens groot belang hechten aan vele andere ambities geformuleerd in de toekomstvisie en tonen ze de bereidheid het woongedrag te veranderen als de omgeving zou veranderen, wat hoopgevend is.
Dit onderzoek beschrijft de woonsituatie van Vlaamse huishoudens anno 2018 en de evolutie tussen 2013 en 2018. Vastgestelde wijzigingen zijn het gevolg van sociale en economische evoluties en kunnen mee een verklaring vinden in het gevoerde beleid, maar de in dit onderzoek gehanteerde methodologie laat niet toe daar conclusies over te formuleren. We verwijzen naar andere rapporten van het Steunpunt voor beleidsevaluaties en -aanbevelingen voor specifieke beleidsinstrumenten.