Dit rapport presenteert de resultaten van de regionalisering van de nationale economische vooruitzichten van het Federaal Planbureau voor de periode 2014-2019. Net als de vorige rapporten, is dit rapport het resultaat van een samenwerking tussen het Federaal Planbureau en de studiediensten van de drie Belgische gewesten (BISA, IWEPS en SVR). Die samenwerking die eind 2005 van start ging, heeft de ontwikkeling van het multiregionaal en multisectoraal HERMREG-model mogelijk gemaakt, een model dat in de categorie macro-econometrische modellen van het top-downtype kan worden gerangschikt. HERMREG stemt volledig overeen met het nationale HERMES-model van het Federaal Planbureau. Dat betekent dat de nationale middellangetermijnvooruitzichten van HERMES opgesplitst worden op het niveau van de beschouwde entiteiten op basis van endogene regionale verdeelsleutels.
Deze regionale vooruitzichten sluiten perfect aan bij de meest recente nationale middellangetermijn vooruitzichten van juni 2014 die zelf steunen op de economische informatie die begin juni 2014 beschikbaar was. Er wordt met name rekening gehouden met een internationaal scenario dat gekenmerkt wordt door een geleidelijke herneming van de economische activiteit in de eurozone. In deze meer gunstige omgeving, zou de groei van de Belgische economie, die niet hoger was dan 0,2 % in 2013, versnellen tot 1,4 % in 2014 en 1,8 % in 2015. Vervolgens zou het Belgische bbp toenemen aan een ritme van gemiddeld 1,6 % per jaar.
Deze projectie houdt daarnaast rekening met de budgettaire informatie die begin juni 2014 beschikbaar was. De begrotingsvooruitzichten voor 2014 voorzien een tekort van 2,7 % van het bbp, een niveau dat lichtjes hoger zou liggen tegenover het geobserveerde cijfer voor 2013. We mogen verwachten dat, zonder bijkomende maatregelen, het tekort slechts langzaam zal afnemen op middellange termijn en 2,2 % van het bbp bedragen in 2019.
Doordat de regionale waarnemingen in de regionale rekeningen slechts beschikbaar zijn tot 2011 voor de lonen en de investeringen en tot 2012 voor de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid, werd het HERMREG-model vanaf 2012 gesimuleerd voor de lonen en de investeringen en vanaf 2013 voor de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid. Het HERMREG-model levert regionale en sectorale projecties van die verschillende aggregaten (en van de productiviteit per hoofd) tot 2019. Die aggregaten worden gemodelleerd op het niveau van de 13 HERMES-bedrijfstakken. Demografische projecties en projecties van regionale activiteitsgraden en vooruitzichten betreffende grensarbeid en pendelarbeid zijn ook beschikbaar. Die vooruitzichten maken het mogelijk de evolutie van de beroepsbevolking, de werkende beroepsbevolking en de werkloosheid te voorspellen. Het model levert ook een regionale projectie van het bbp, de werkloosheidsgraad en de werkgelegenheidsgraad. Bovendien omvat het model een berekeningsmodule voor het energieverbruik en de uitstoot van broeikasgassen (waardoor de nationale vooruitzichten inzake broeikasgassen regionaal opgesplitst kunnen worden), een gedetailleerde blok inzake overheidsfinanciën, een module betreffende de inkomensrekening van de gezinnen en de berekening van het beschikbaar inkomen van de gezinnen voor ieder gewest afzonderlijk.
Tot slot moet er vermeld worden dat zowel HERMES als HERMREG middellangetermijnmodellen zijn. Dit betekent dat hun eerste doel niet het opstellen is van gedetailleerde vooruitzichten voor elke variabele voor elk jaar, zoals wel het geval is voor kortetermijnmodellen, maar het schetsen van het verwachte economische landschap op een horizon van zes tot zeven jaar bij ongewijzigd beleid en het identificeren van eventuele onevenwichten die zouden kunnen ontstaan, verergeren of aanhouden op middellange termijn.
De rest van het rapport is als volgt gestructureerd. Het tweede hoofdstuk beschrijft het scenario dat aan de basis ligt van de regionale resultaten. Dat scenario omvat de internationale omgeving en de nationale economische context. Het derde hoofdstuk levert de voornaamste macro-economische regionale ontwikkelingen (met inbegrip van de arbeidsmarkt). Hoofdstuk 4 gaat nader in op de resultaten voor de drie gewesten. In hoofdstuk 5 worden de geregionaliseerde inkomensrekeningen van de gezinnen voorgesteld. De resultaten van het blok overheidsfinanciën komen aan bod in hoofdstuk 6 en die van de regionalisatiemodule voor broeikasgasemissies in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 worden tot slot een aantal conclusies geformuleerd.