Eind 2014 waren er 343 biologische productiebedrijven in Vlaanderen, een toename met 7% ten opzichte van 2013. De sector verwelkomde 39 nieuwe bedrijven en 15 bedrijven zetten hun activiteit als producent stop. Er zijn minstens 314 professionele bio-bedrijven (92%) in Vlaanderen. Bij de overige 8% vindt men onderzoeksinstellingen, scholen, sociale werkplaatsen, proefcentra en didactische projecten die biologisch produceren voor eigen doeleinden. 43 biolandbouwers zijn ook gecertificeerd als verkooppunt.
Biologische bedrijven zijn gemiddeld veel kleiner dan gangbare bedrijven: 211 bedrijven zijn kleiner dan 10 hectare en bewerken 13% van het totaal areaal, terwijl 90 bedrijven groter zijn dan 20 hectare en drie vierde van het areaal beheren. De gemiddelde bedrijfsgrootte van een biobedrijf is 14,7 hectare tegenover 25 hectare in de gangbare landbouw. Behalve de producenten zijn er ook nog 741 bedrijven gecertificeerd voor andere marktactiviteiten zoals bereiding, verkoop, verdeling en import van bioproducten uit niet EU-landen.
Het areaal bleef in 2014 nagenoeg gelijk aan 2013: er stond 5.042 hectare (-0,5%) onder controle waarvan 698 hectare in omschakeling. Van het totaal bio-areaal van Vlaamse producenten ligt er 202 hectare in het Waals Gewest. Bijna de helft (48,5%) van het gecertificeerd areaal bestaat uit grasland, boomkweek en areaal onder natuurbeheer. Bodembedekkers (17%) zijn de tweede belangrijkste categorie, gevolgd door de akkerbouwgewassen (14%), aardappelen, groenten en kruiden (11%), fruitteelten (9,5%). Toegang tot grond is voor de biologische landbouw een belemmering voor verdere groei onder meer door de hoge grondprijzen in Vlaanderen.
120 Vlaamse biobedrijven houden dieren op hun bedrijf. Het aantal biologisch gehouden dieren steeg met 2,6% en bedroeg 375.373 stuks.
Vlaanderen gaf 3,8 miljoen euro uit aan de biosector, 6,7% meer dan in 2013. 44% van de uitgaven komen terecht bij de producent in de vorm van hectaresteun, investeringssteun, bedrijfsadvisering en bijdrage in de controlekosten. Dat aandeel is nooit eerder zo hoog geweest. In 2014 betaalde de overheid 1,03 miljoen euro aan hectaresteun voor 3.740 hectare subsidiabele oppervlakte, wat 27% van de totale uitgaven is. 21% van de uitgaven ging naar keten- en marktontwikkeling, een vijfde ging naar onderzoek- en kennisontwikkeling en de overige 15% werd besteed aan de promotie van bioproducten en vormingsactiviteiten. Het accent blijft dus onverminderd op de ondersteuning van de productie en de producent liggen. De bestede middelen voor onderzoek bedroegen 770.424 euro. Zonder rekening te houden met onrechtstreekse onderzoeksuitgaven en voorlichting, wordt ongeveer 380.000 euro besteed aan onderzoek die specifiek voor de biosector bestemd is.
De biobestedingen in België groeiden in 2014 verder door tot 435 miljoen euro (+3,8%), terwijl de totale voedingsbestedingen met 0,8% daalden. Vlaanderen heeft hierin een aandeel van 212 miljoen euro (+3,5% tegenover 2013). Ruim negen op de tien Belgische gezinnen kochten vorig jaar wel eens een bioproduct. Slechts 7% van deze gezinnen koopt minstens wekelijks bio en staan in voor iets meer dan de helft van alle biobestedingen. De overgrote meederheid van de biokopers koopt dus sporadisch en/of een beperkt assortiment. De gezinnen met kinderen met een beperkt inkomen hebben het laagste bio-aandeel met amper 0,9%. De alleenstaanden ouder dan 40 jaar hebben het hoogste (4,1%) en sterkst groeiende bio-aandeel.
Biozuivel was vorig jaar het sterkst groeiend segment. Zowel vlees als de plantaardige bioproducten kenden een jaar zonder groei. Voor de totale biomarkt bedroeg het marktaandeel vorig jaar 1,8%. Binnen de verse voeding heeft bio een marktaandeel dat boven 2% uitstijgt en gestaag verder groeit. Debiologische vleesvervangers hebben het grootste marktaandeel. Eén op de vier gekochte vleesvervangers is biologisch. Het kleinste marktaandeel hebben de biovleeswaren met 0,7%.
Biologische versproducten zijn gemiddeld een derde duurder dan gangbare producten. Dit prijsverschil blijft nagenoeg stabiel over de jaren heen.
De klassieke supermarkt (Dis 1) blijft met 45,3% het grootste biokanaal maar moet terrein prijsgeven aan de buurtsupermarkt en hard discount. Hard discount is het kleinste maar wel het sterkst groeiende biokanaal.