De uitbraak van het coronavirus in maart had een nooit geziene impact op het economische weefsel. Om de initiële verspreiding van het virus tegen te gaan greep de overheid drastisch in: de economie moest sluiten, en het stelsel van de tijdelijke werkloosheid werd in ijltempo uitgebreid om de grootste schokken op de arbeidsmarkt op te vangen. Maar wat waren de gevolgen voor de getroffen werkenden? Wat waren de gevolgen voor de inkomens en wie voelde die gevolgen het hardst? En hoe goed beschermde het stelsel van de tijdelijke werkloosheid de getroffen werknemers tegen inkomensverlies? In deze beleidsnota bespreken we de impact van de coronaschok op de maandinkomens van werknemers in april 2020, op het hoogtepunt van de eerste lockdown.
Dit is een complexe oefening. Er bestaan (nog) geen gegevens waarmee we de werkelijke impact op de inkomens van mensen kunnen observeren. De levensstandaard en de inkomens van individuen en gezinnen worden immers gemeten op basis van enquêtes die pas met veel vertraging beschikbaar zijn. Om daar een oplossing voor te vinden maakten we gebruik van de zogenaamde ‘nowcasting’ techniek. We gebruikten gegevens uit een bevraging van de kenmerken en inkomens van de bevolking voor het jaar 2018 en we pasten die gegevens aan zodat ze bruikbaar werden om de impact van COVID-19 in te schatten. Gebaseerd op administratieve gegevens over het aantal tijdelijk werklozen en het aantal zelfstandigen met een overbruggingsrecht per sector, gekoppeld aan de kans dat iemand getroffen werd afgeleid uit internetbevragingen, modelleerden we de impact van de lockdown op de arbeidsmarktstatus zo goed mogelijk op deze data. Vervolgens pasten we de inkomens in deze dataset aan naar de prijzen en het beleid van 2020, om de situatie vlak voor en tijdens de lockdown zo goed mogelijk te benaderen. In het kaderstuk gaan we dieper in op de gebruikte methode. Op basis van deze aangepaste dataset presenteren we in deze beleidsnota onze inschatting van de impact van de lockdown en het beleid op de inkomens van de werknemers. Het is belangrijk om te benadrukken dat we niet in staat zijn de impact van de lockdown en het gevoerde beleid in te schatten voor de totale bevolking. Ons model is gebouwd op de statistieken van de tijdelijke werkloosheid en het overbruggingsrecht voor zelfstandigen. De economische impact van COVID-19 zal zich ook laten voelen bij groepen in onze samenleving die we niet terugvinden in deze statistieken. Denk aan mensen die hun overuren, interimjob, studentenjob of aanvullende tewerkstelling zagen wegvallen, of werknemers in meer precaire statuten zonder toegang tot deze beschermingsstelsels. Ook kunnen we geen inschatting maken van de gevolgen voor mensen die door de mazen van het sociale zekerheidsnet vallen. Voor deze groepen – die zich vaak aan de onderkant van de loonverdeling bevinden – modelleren we de impact van de schok niet, en onderschatten we bijgevolg de impact van de lockdown op hun beschikbaar inkomen. Bovendien moesten we sterke veronderstellingen maken rond de terugval in het inkomen en de werktijd bij de werkenden waarvoor we wel gegevens hadden. Dat wil niet zeggen dat onze schattingen niet goed of bruikbaar zijn, wel dat ze slechts een deel van de werkelijkheid vatten.
Een verdere grote beperking bij een oefening als deze is dat we niet weten hoe de wereld er had uitgezien als de steunmaatregelen niet hadden bestaan. Het is niet zeker dat bedrijven even massaal van tijdelijke werkloosheid gebruik zouden hebben gemaakt. Mogelijk hadden ze reserves om hun werknemers nog een tijdlang door te betalen. Bovendien heeft de overheid vanaf het begin van de Coronacrisis via diverse maatregelen massaal de bedrijven gesteund, met name hun liquiditeitspositie. Deze oefening maakt daar abstractie van.
In de Engelstalige COVIVAT Working Paper 2 staan we uitvoerig stil bij het model en de onderliggende assumpties. Ook rapporteren we daar uitgebreid onze resultaten. In deze nota vatten we onze voornaamste resultaten samen.