De maatregel "eerste aanwervingen" heeft tot doel de werkgelegenheid te bevorderen door steun te verlenen aan nieuwe en kleine ondernemingen. Uit de analyse blijkt dat de maatregel een positief maar bescheiden effect heeft op de overlevingskansen van jonge ondernemingen. De versterking in 2016 lijkt geen extra winst op te leveren. Enerzijds zouden deze resultaten erop kunnen wijzen dat de uitbreiding van de modaliteiten niet voldeed aan een reële behoefte van de begunstigden. Anderzijds zou de versterking meer werkgevers ertoe kunnen hebben aangezet om risicovolle activiteiten te ontplooien.
Deze studie bestudeert de impact van de maatregel ‘eerste aanwervingen’ op de overlevingskansen van jonge ondernemingen die werknemers in dienst hebben. Deze populatie werkgevers is bijzonder kwetsbaar, met lage overlevingskansen, vooral tijdens de opstartfase. Uit een analyse van de cohorten nieuwe werkgevers die in 2012 en 2016 een activiteit hebben opgestart, blijkt dat minder dan de helft na drie jaar nog actief is.
De maatregel ‘eerste aanwervingen’ heeft tot doel de werkgelegenheid in kleine en nieuwe ondernemingen te bevorderen en bestaat uit een loonkostenverlaging via een vermindering van de werkgeversbijdragen. Die maatregel bestaat al meer dan dertig jaar, maar is al vaak gewijzigd op het gebied van toekenningsduur, bedrag of het aantal betrokken werknemers. Sinds 2004 legt de maatregel geen toekenningscriteria op voor het profiel van de aan te werven werknemers en kan de werkgever elk kwartaal de werknemer aanduiden op wie de maatregel van toepassing is. Ondanks deze flexibiliteit is uit vroegere werkzaamheden gebleken dat de maatregel een aanzienlijk non-take-up-percentage genereert (Boucq en López-Novella, 2018a en 2018b). Sinds de versterking ervan in 2016 heeft de maatregel echter aan populariteit gewonnen, ook al wordt hij door een minderheid van de nieuwe werkgevers nog steeds niet gebruikt.
In deze studie maken wij gebruik van die non-take-up en worden de nieuwe werkgevers die recht op de maatregel hebben, maar er geen beroep op doen, als controlegroep gehanteerd om de impact van de maatregel op de overlevingskansen van jonge ondernemingen te ramen. Om de impact van de maatregel te isoleren, is het nodig dat de groepen begunstigden en niet-begunstigden zoveel mogelijk gelijkenissen vertonen, zowel wat betreft waargenomen kenmerken (bedrijfstak, arbeidsvolume, enz.) als nietwaargenomen kenmerken (motivatie, ervaring als ondernemer, enz.). Verschillende methoden hebben ons in staat gesteld de twee groepen beter vergelijkbaar te maken.
We onderzoeken twee cohorten nieuwe werkgevers die respectievelijk hun activiteiten opstartten in 2012 en 2016. In 2012 opende de maatregel het recht op een tijdelijke bijdragevermindering bij de aanwerving van de eerste drie werknemers. In 2014 en 2015 wordt de maatregel uitgebreid naar de vierde en vijfde werknemer. In 2016 wordt de maatregel in het kader van de taxshift nogmaals versterkt en omvat hij enerzijds een vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor onbepaalde duur bij de aanwerving van de eerste werknemer en anderzijds een tijdelijke vermindering voor de daaropvolgende aanwervingen tot en met de zesde werknemer.
Onze resultaten tonen dat de maatregel een positieve maar beperkte impact heeft op de levensduur van jonge ondernemingen. Voor de cohorte 2012, die wij over een periode van zeven jaar volgen, verhoogt de maatregel de overlevingskansen, ongeacht het tijdstip in de opvolging, tot een maximum van 5 % aan het einde van de periode. Deze winst is gering in vergelijking met de voordelen die de maatregel biedt. De winst is echter groter voor de ‘grotere’ werkgevers, met name zij die een activiteit starten met een arbeidsvolume van meer dan een voltijds equivalent. Dat voordeel houdt waarschijnlijk verband met de verminderingen voor de daaropvolgende aanwervingen, in dit geval voor de tweede en derde werknemer. We merken op dat slechts een minderheid van de nieuwe werkgevers een activiteit opstart met een arbeidsvolume van meer dan een voltijds equivalent (25 % in 2012 en 20 % in 2016).
De analyse van de versterking van de maatregel vanaf 1 januari 2016 brengt methodologische uitdagingen met zich mee. In deze meer onzekere context blijkt uit onze resultaten dat de maatregel nog steeds een positief effect heeft, maar dat de versterking geen bijkomend effect heeft gehad op de overlevingskansen van ondernemingen tijdens de eerste vier levensjaren. Tijdens deze opstartfase van de onderneming is het moeilijk om rekening te houden met het feit dat de vrijstelling voor de aanwerving van een eerste werknemer onbeperkt is in de tijd. De vrijstelling van bijdragen op zich en, in mindere mate, de uitbreiding van de maatregel tot zes werknemers lijken daarentegen hun doel niet te hebben bereikt.
Dit resultaat zou erop kunnen wijzen dat de nieuwe modaliteiten niet beantwoorden aan een reële behoefte tijdens de opstartfase van een jonge onderneming. Dat we geen effect vinden van de versterking zou echter ook kunnen worden verklaard door een compositie-effect. De maatregel werd sterk gepromoot toen hij in 2016 werd gelanceerd, wat ertoe geleid zou kunnen hebben dat meer nieuwe werkgevers in een risicovolle activiteit stappen. Onze studie laat niet toe tussen deze twee effecten te differentiëren.
Zoals elke impactevaluatie wil deze studie nagaan of een overheidsmaatregel zijn doelstellingen bereikt. De maatregel ‘eerste aanwervingen’ zoals die in 2012 bestond, verhoogde, zij het in beperkte mate, de overlevingskansen van jonge ondernemingen. Anderzijds is de analyse minder sluitend wat betreft de versterking van het bedrag van de maatregel en, in mindere mate, de uitbreiding ervan tot zes werknemers.