De impact van de verfondsing van sectorale financiering op de lokale beleidsdynamiek

Er bestaan heel wat geldstromen tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen in Vlaanderen. De Vlaamse overheid hevelt financiële middelen over naar de steden  en gemeenten om bij te dragen aan een duurzaam, innovatief en sterk lokaal beleid. Het onderzoek van Christiaens, Vanhee en Lievens in 2013 toonde echter aan dat  van de 66 geïdentificeerde Vlaamse geldstromen slechts enkele bepalend waren: het gemeentefonds, het stedenfonds, het provinciefonds en de loon- en  werkingssubsidies van he…

Er bestaan heel wat geldstromen tussen de Vlaamse overheid en de lokale besturen in Vlaanderen. De Vlaamse overheid hevelt financiële middelen over naar de steden  en gemeenten om bij te dragen aan een duurzaam, innovatief en sterk lokaal beleid. Het onderzoek van Christiaens, Vanhee en Lievens in 2013 toonde echter aan dat  van de 66 geïdentificeerde Vlaamse geldstromen slechts enkele bepalend waren: het gemeentefonds, het stedenfonds, het provinciefonds en de loon- en  werkingssubsidies van het onderwijs waren goed voor ruim drie kwart van het totaalbedrag aan geldstromen. De transparantie en doeltreffendheid van de overige geldstromen werd dan ook in vraag gesteld. Uit het onderzoek van Christiaens et al. (2013) bleek de nood voor eenvoudigere en meer transparante financiële verhoudingen tussen Vlaanderen en de lokale  besturen. In de afgelopen jaren heeft de Vlaamse overheid hiertoe belangrijke stappen gezet.

De inkanteling van sectorale subsidies in het gemeentefonds noemen we in dit rapport ‘de verfondsing’. De verfondsing roept dan ook heel wat vragen op. Besteden lokale besturen hun financiële middelen nu anders? Heeft de verfondsing meer lokaal maatwerk mogelijk gemaakt en de administratieve last verminderd? Is de beleidsaandacht  van steden en gemeenten voor de ingekantelde beleidssectoren verwaterd? Voeren lokale besturen nu een ander beleid en focussen ze op andere beleidsdoelstellingen?  Kortom, we trachten in dit rapport te beantwoorden hoe en in welke mate de inkanteling van de geoormerkte sectorale doelsubsidies een impact heeft op de lokale  beleidsdynamiek.