Tijdens deze Week van de Korte Keten heeft het Agentschap Landbouw en Zeevisserij de resultaten gepubliceerd van een enquête bij landbouwers over hun ervaring met de korte keten. En er is goed nieuws: landbouwers die hun producten direct verkopen aan de consument, houden er een gevoel van voldoening en waardering aan over. Ze voelen zich trots dat ze het verhaal kunnen doen over hun rol in de voedselproductie.
Ook bedrijfseconomische factoren scoren goed bij korteketenlandbouwers: ze kunnen een grotere marge nemen en behalen een aanvullend inkomen. Ten slotte zijn ze overtuigd dat ze meer autonomie verwerven door de verkoop in eigen handen te nemen en door te kiezen voor een andere vorm van landbouw. Aan de enquête namen 3.271 landbouwers in Vlaanderen deel, met en zonder korteketenverkoop.
Opvallend is dat korteketenbedrijven vaak aan biologische landbouw doen. Vooral tuinbouwbedrijven zijn actief in de korte keten. Korteketenbedrijven verkopen voornamelijk aardappelen, groenten en fruit met de hoevewinkel en automaten als populairste verkoopkanaal. Bedrijven die uitsluitend via korte keten verkopen, wenden zich vaker tot alternatieven zoals de openbare markt, zelfpluk, groenteabonnementen, community-supported agriculture (CSA) en voedselteams. Korteketenbedrijven voeren vaak nog andere verbredende activiteiten uit, bv. hoevebezoeken, landbouweducatie of zorgboerderij. De korteketentak neemt gemiddeld 2,1 voltijdse equivalenten in, voornamelijk familiale arbeidskrachten.
80% van de korteketenlandbouwers is tevreden over de korte keten en 57% over de winstgevendheid van de korteketentak. De energie- en koopkrachtcrisis heeft wel een negatieve economische impact gehad. Bijna de helft van de respondenten geeft aan dat ze de gestegen kosten moeilijk kunnen doorrekenen aan de consument en vier op de tien noteren een daling van het aantal klanten. Toch overweegt slechts 9% om de korteketentak af te bouwen of stop te zetten als gevolg van de crisis.
Voor landbouwers die niet aan korteketenactiviteiten doen, zijn de belangrijkste redenen de complexe wetgeving rond voedselveiligheid, te veel administratie, de hoge kosten voor extra arbeid, de opbrengsten die niet opwegen tegen de hogere kosten, en problemen met vergunningen en ruimtelijke ordening. Landbouwers vermelden voorts nog de slechte ligging van het bedrijf en het te beperkte of te weinig aantrekkelijke productgamma, of ze geven aan dat ze niet de benodigde competenties hebben. Korte keten is duidelijk niet voor elke landbouwer weggelegd. Slechts 4% van de bedrijven zonder korte keten acht de kans (eerder) groot dat ze in de toekomst starten met een korteketentak.