De Minaraad ontving een adviesvraag over de wijziging van het Materialendecreet en het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake het Milieubeleid (DABM). Deze decreetwijzigingen beogen de omzetting van diverse recent gewijzigde of nieuw uitgevaardigde Europese richtlijnen – zelf het gevolg van het in 2015 uitgebrachte Europese actieplan circulaire economie. Inmiddels heeft de Europese Commissie een nieuw actieplan uitgebracht. Omdat Vlaanderen beschikt over belangrijke troeven om te fungeren als een “circulaire hub” voor Europa en als kennisregio voor circulaire technologie, beveelt de Minaraad aan om voorliggend dossier mede in het licht van deze nieuwe ontwikkelingen vorm te geven.
De voorgestelde wijzigingsbepalingen waarvan de grootste beleidsimpact uitgaat, betreffen (1) het voorzien in een rechtsgrond voor het doorrekenen van zwerfvuilkosten aan producenten, (2) het invoeren van minimale criteria voor een regeling van uitgebreide producenten-verantwoordelijkheid (UPV), en (3) het veralgemenen van het principe van stimulerende inzamelformules voor het gescheiden aanbieden van recycleerbaar afval. Kennelijk is het zeer moeilijk geweest om bij de voorbereiding van dit decreetdossier volledige overeenstemming te bereiken over deze kwesties. Vandaar ook het sterk verdeelde karakter van dit advies.
De partners in de Minaraad verschillen in de eerste plaats van mening over de vraag of de implementatie van de wijzigingen van de Europese regelgeving in hoofdzaak dient te gebeuren op het niveau van het Materialendecreet (zoals nu voorligt), dan wel specifiek verdeeld moet worden over het Materialendecreet, het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord Verpakkingen en VLAREMA, of een nieuw intergewestelijk samenwerkingsakkoord specifiek voor zwerfvuil. Dit meningsverschil heeft in het bijzonder betrekking op het beleid t.a.v. verpakkingsafval.
De Single-use plastics (SUP)-richtlijn strekt tot het doorrekenen van de zwerfvuilkosten aan de producent voor de in de richtlijn benoemde kunststofproducten. Met het decreetvoorstel beoogt men dit financieringsprincipe te veralgemenen naar alle afvalstromen die een relevant deel in de totale zwerfvuilkost uitmaken. De partners in de Minaraad verschillen van mening over de vraag of dit legitiem is.
De gewijzigde Kaderrichtlijn afvalstoffen verplicht tot het invoeren van minimale criteria waaraan een UPV-regeling moet voldoen. Onder meer moeten de financiële bijdragen van producenten alle kosten (dus: 100%) dekken die nodig zijn voor het behalen van de inzamel- en recyclagedoelstellingen, tenzij een afwijking van dit financieringsprincipe gerechtvaardigd is om een adequaat afvalbeheer en de economische levensvatbaarheid van een UPV-regeling te waarborgen. De partners in de Raad verschillen van mening over de vraag of van die afwijkingsregeling gebruik kan worden gemaakt in Vlaamse context.
Voor bepaalde afvalstromen zijn afvalstoffenproducenten ertoe verplicht deze te sorteren en selectief aan te bieden met het oog op hoogwaardige verwerking ervan. Op grond van de voorliggende wijziging moet de afvalinzamelaar het voor de afvalstoffenproducent zo interessant mogelijk maken om hieraan te voldoen, en dit via de aangeboden inzamelformule. De partners in de Raad verschillen van mening over de daarbij aangewezen modaliteiten en betreffende diverse aandachtspunten die hierbij in rekening moeten worden gebracht.