Waarover gaat dit CSB Bericht?
Bijna 30 jaar geleden schreef Bea Cantillon: “De sociale zekerheid is duur en ingewikkeld geworden en stuit nu op kwantitatieve en kwalitatieve grenzen.” “Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de resultaten van de sociale zekerheid enorm zijn. Toch blijft ondanks de sociale zekerheid ruim één vierde van de bevolking bestaansonzeker en 6% arm . Deze cijfers leiden tot het besluit dat het resultaat van de sociale zekerheid nog steeds ontoereikend is. Bovendien lijkt de sociale zekerheid haar middelen zeer inefficiënt in te zetten: minder dan de helft van de beschikbare middelen wordt gebruikt om de armoedekloof te dichten.” (Cantillon, 1992).
Het was een bericht met een pessimistische toon. Het zou moeilijk zijn verdere vooruitgang te boeken omwille van structurele grenzen en precaire evenwichten tussen de verschillende doelstellingen van de sociale zekerheid, zo betoogde Cantillon. Ze kreeg gelijk. Bijna 30 jaar later moeten we vaststellen dat we er inderdaad niet op vooruit zijn gegaan.
Maar het is erger dan dat. We hebben terrein verloren.
België had toen nog één van de meest performante sociale zekerheidssystemen in Europa (Deleeck, 1991; Deleeck & Van Den Bosch, 1992; Atkinson et al., 1995). Dat is een zelfbeeld dat we nog altijd graag koesteren. Toch is het al sinds enige tijd duidelijk dat we op sociaal-economisch gebied al lang niet meer de ‘primus inter pares’ van de rijke-egalitaire landen zijn (Cantillon et al., 2007; Van Dam & Bastaits, 2019). We hebben met name terrein verloren ten opzichte van de landen waar we ons graag mee vergelijken, zoals onze buurlanden, maar ook de Scandinavische landen.
In dit CSB Bericht tekenen we een aantal krijtlijnen uit wil België (terug) aansluiting vinden bij de best presterende landen op vlak van welvaart, werk en armoede. We schetsen eerst de huidige situatie. Als we kijken naar armoede, maar ook tewerkstelling en productiviteit dan België valt verder achterop. Dan vragen we: hoe komt dat? Het kan echt wel beter, zo leren andere landen. Waar liggen de pijnpunten en welke lessen kunnen we daar leren? Deze nota zien we bovenal als een aanzet tot debat. Dat onze welvaartsstaat niet meer is wat ze ooit was, daarover zijn de feiten behoorlijk duidelijk. Wat er fout loopt, daar zullen de meningen divergeren. We zijn ons goed bewust dat we maar een beperkte diagnose voorleggen en dat deze op punten controversieel zal zijn. Dat gaat ook op wat de krijtlijnen betreft. Daarom, beschouw dit als een aanzet, een vertrekpunt voor discussie.
Deze nota kijkt naar de structurele situatie zoals die was net voor de Coronacrisis toesloeg, eenvoudigweg omdat we nog geen beeld hebben wat juist de impact daarvan is op ons sociaaleconomisch bestel. Dat gaat nog wel enige tijd duren, zeker wat de impact op welvaart en armoede betreft. We mogen ook niet vergeten dat onze economie in 2020 in essentie werd “bevroren”. Het is nog onduidelijk wat er zal gebeuren eens deze maatregelen worden afgebouwd. Het valt te verwachten dat de structurele problemen niet zijn verdwenen, integendeel. Er zijn bijvoorbeeld goede redenen om aan te nemen dat de mismatch op de arbeidsmarkt nog groter zal worden omwille van de structurele krimp die sommige bedrijvigheden (zullen) kennen. Er zijn ook goede redenen om aan te nemen dat een deel van de vele mensen die in lange tijd op non-actief werden gezet, bijvoorbeeld in de tijdelijke werkloosheid, de weg naar werk niet zullen terugvinden. De instroom in de langdurige arbeidsongeschiktheid, die al sterk stijgende was, zal mogelijk nog een extra boost krijgen. Corona zal de urgentie van hervorming vermoedelijk nog verder vergroten.