In internationale overeenkomsten worden landen verantwoordelijk geacht voor de met hun productie gepaard gaande broeikasgasemissies. Door de emissies toe te wijzen aan het land waar de goederen en diensten worden verbruikt, is de koolstofvoetafdruk een alternatieve beoordeling van deze verantwoordelijkheid. Deze studie presenteert de productiegerelateerde CO2-emissies en de koolstofvoetafdruk van de drie Belgische gewesten voor het jaar 2015. De productiegerelateerde CO2-emissies zijn afgeleid uit de regionale luchtemissierekeningen (die voor deze studie werden opgesteld), terwijl de koolstofvoetafdruk van de regio's berekend is aan de hand van een input-outputmodel waarin CO2-emissies zijn opgenomen. De resultaten tonen dat voor alle drie de regio's de koolstofvoetafdruk groter is dan de productiegerelateerde emissies. Dit betekent dat hun bijdrage aan de mondiale emissies groter is wanneer zij vanuit een consumptieperspectief worden beoordeeld dan vanuit een productieperspectief.
Synthese
Traditioneel wordt de verantwoordelijkheid voor broeikasgassen die tijdens de productie van goederen en diensten worden uitgestoten, toegewezen aan het land waar de productie plaatsvindt. De koolstofvoetafdruk is een alternatieve maatstaf van de verantwoordelijkheid voor de uitstoot, waarbij alle broeikasgassen die tijdens het productieproces worden uitgestoten, worden toegewezen aan het land waar de goederen en diensten worden geconsumeerd. Die maatstaf wint steeds meer aan belang. Deze studie presenteert de productiegerelateerde CO2-emissies en de koolstofvoetafdruk van de drie Belgische gewesten voor het jaar 2015. Die twee indicatoren op regionaal niveau bepalen is interessant aangezien het milieubeleid in België in grote mate een regionale bevoegdheid is en de internationale verbintenissen van België inzake broeikasgasemissiereducties moeten worden geregeld via een akkoord tussen de gewesten.
De productiegerelateerde CO2-emissies worden voorgesteld in de luchtemissierekeningen. In het kader van deze studie zijn dergelijke rekeningen voor de drie gewesten opgesteld volgens dezelfde methode als die wordt gebruikt voor de jaarlijks gepubliceerde Belgische luchtemissierekeningen. De koolstofvoetafdruk wordt berekend aan de hand van een input-outputmodel, uitgebreid met CO2emissies. Op basis van de bevoorradingsstructuren van de bedrijfstakken traceert dit model de CO2uitstoot in alle stadia van de productieprocessen van goederen en diensten die aan de binnenlandse eindvraag worden geleverd. De koolstofvoetafdruk van een gewest stemt overeen met de totale emissies die zijn ingebed in de eindvraag van zijn ingezetenen. In vergelijking met de productiegerelateerde emissies, omvat de koolstofvoetafdruk de emissies in de andere gewesten en het buitenland die zijn ingebed in de eindvraag van het gewest, maar niet de emissies van het gewest die zijn ingebed in de eindvraag van andere gewesten of landen. De gebruikte gegevens voor de in deze studie berekende koolstofvoetafdruk van de gewesten, zijn (i) de interregionale input-outputtabel 2015 voor België, (ii) de globale multiregionale input-outputtabel van Eurostat voor hetzelfde jaar, waarin de interregionale tabel is geïntegreerd, en (iii) gegevens over productiegerelateerde CO2-emissies op regionaal en internationaal niveau.
Volgens de gegevens van de regionale luchtemissierekeningen bedragen de productiegerelateerde CO2emissies in Vlaanderen 10,5 ton CO2 per inwoner en 7,9 ton CO2 per inwoner in Wallonië. Die cijfers liggen beide hoger dan de mediaan van de EU-landen. In Brussel daarentegen zijn de productiegerelateerde emissies veel lager, namelijk 3,8 ton CO2 per inwoner. Het stedelijke karakter van het Brussels Gewest en zijn op diensten gebaseerde economie, die weinig CO2 uitstoot, vormen hiervoor de verklaring.
De koolstofvoetafdruk geeft een ander beeld van de verantwoordelijkheid van de gewesten voor de emissies. Per inwoner bedraagt de koolstofvoetafdruk 11,1 ton CO2 in Vlaanderen, 9,9 ton CO2 in Brussel en 9,4 ton CO2 in Wallonië, wat hoger is dan de mediaan van de EU-landen. Wat de samenstelling betreft, wordt meer dan de helft van de CO2 die in de eindvraag van Vlaanderen en Wallonië is ingebed, buiten de regionale grenzen uitgestoten. In Brussel bedraagt dit aandeel zelfs bijna 80 %. Voor de drie gewesten dragen vooral de emissies van de andere gewesten en de buurlanden, met name Duitsland en Nederland, bij aan hun voetafdruk, maar ook de emissies van China en Rusland.
De koolstofvoetafdruk is dus groter dan de productiegerelateerde emissies voor alle drie de gewesten. Anders gezegd de bijdrage van de gewesten aan de mondiale CO2-uitstoot is groter vanuit consumptieoptiek dan vanuit productie-optiek. Om deze bijdrage te beperken, zouden de regionale overheden enerzijds maatregelen kunnen overwegen die de consument sturen in de richting van producten die minder emissie-intensief zijn en anderzijds maatregelen die de emissies tijdens het productieproces verminderen. Een aanzienlijk deel van de koolstofvoetafdruk van de gewesten bestaat echter uit emissies buiten hun grenzen, en de regionale overheden hebben slechts weinig invloed op de emissieintensiteit van delen van de productieprocessen in andere gewesten of landen. Hieruit blijkt dat in de huidige economie, die gekenmerkt wordt door productiestructuren die over vele landen verspreid zijn, een gecoördineerde aanpak op Belgisch, Europees en mondiaal niveau nodig is om de emissies tijdens de volledige productieprocessen terug te dringen.