In het rapport ‘Accent op talent1’ dat in opdracht van de Koning Boudewijnstichting werd gemaakt, wordt er gepleit voor een andere manier van leren, maar ook voor een andere manier
van werken. Talenten en competenties van werknemers, vooral van werknemers in technische
beroepen, moeten beter ontwikkeld en benut worden. Dit vereist een bedrijfs- en arbeidsorganisatie die de ontplooiing en benutting van talenten en competenties stimuleert. In nog te veel
werksituaties worden de competenties door een rigide taakverdeling eerder beknot en zijn de
mogelijkheden voor het ontwikkelen van talenten erg beperkt, zo blijkt uit onderzoek.
De sociale partners schaarden zich achter de analyse en de aanbevelingen van ‘Accent op
talent’ en engageerden zich om een aantal aanbevelingen verder uit te werken. Dit resulteerde
in de publicatie: ‘Anders werken: trendrapport organisatievernieuwing in Vlaanderen’2. De
aanbevelingen leunen aan bij internationale trends en bij de afspraken die door de sociale
partners en de Vlaamse regering reeds eerder gemaakt werden in het kader van het Pact van
Vilvoorde en de Ondernemingsconferentie.
Concrete en specifieke beleidsacties die gericht zijn op nieuwe vormen van arbeidsorganisatie
blijven voorlopig echter zeldzaam. De sociale partners wilden daarom een duidelijker beeld
krijgen van hoe een overheid organisatievernieuwingen in bedrijven kan stimuleren. STVInnovatie & Arbeid kreeg de opdracht dit verder te onderzoeken. Hierbij werden de volgende
vragen gesteld: (1) Hoe stimuleren buitenlandse overheden organisatievernieuwing? (2) Wat
kan de Vlaamse overheid hieruit leren?
Het opzet is dat de informatie uit dit onderzoek kan bijdragen tot het sociaal overleg over deze
materie en dat hieruit concrete aanbevelingen zouden kunnen voortvloeien voor de Vlaamse
beleidsmakers.
Het eerste deel van dit dossier gaat in op het concept organisatie-innovatie. Het is één van
de vele containerbegrippen waarvan het niet altijd duidelijk is wat er precies mee bedoeld
wordt. Daarom wordt bekeken wat organisatie-innovatie precies inhoudt of kan inhouden,
waarom het wordt ingevoerd en onder welke voorwaarden het succesvol kan worden doorgevoerd. Vervolgens wordt in deel 2 het belang van organisatorische innovatie in een beleidscontext onderzocht. Na een beknopte historische duiding van de aandacht voor organisatieinnovatie wordt het debat over het innovatiebeleid van de derde generatie toegelicht evenals
de rol die de overheid en de sociale partners hierin kunnen spelen.
In deel 3 kijken we naar Vlaanderen en gaan na waar er in het huidige beleid aanknopingspunten zijn om meer aandacht te schenken aan deze problematiek om bedrijven daadwerkelijk
te stimuleren tot meer organisatievernieuwing. We doen dit vanuit vijf verschillende invalshoeken: het innovatiebeleid, het beleid met betrekking tot welzijn op het werk, levenslang leren,
het industrieel beleid en het kansengroepenbeleid, meer specifiek wat betreft oudere werknemers.
In deel 4 volgen een aantal voorbeelden van buitenlandse overheidsprogramma’s die het
stimmuleren van organisatie-innovatie beogen. Daarbij gaan we dieper in op enkele opvallende buitenlandse programma’s onder andere uit Finland en Singapore.
Uit deze buitenlandse voorbeelden worden, in deel 5, vervolgens een aantal lessen getrokken
voor Vlaanderen.