In deze studie onderzoeken we de kosten van de (para)fiscale subsidiëring van tweedepijlerpensioenen voor werknemers op basis van de actuelewaardebenadering. De belastinguitgaven voor stortingen in 2019 bedragen 1,96 (zonder gedragsveranderingen) of 1,67 miljard euro (met gedragsveranderingen). De resultaten verschillen nauwelijks van deze uit een vorige studie op basis van de kasstroombenadering.
Om aanvullende pensioenopbouw te promoten, wordt deze sinds jaar en dag (para)fiscaal bevoordeeld. In grote lijnen ziet dit voordeel er als volgt uit. Een storting in een aanvullend pensioenproduct wordt minder belast dan wanneer eenzelfde bedrag zou worden uitgekeerd als loon en dan vervolgens zou worden belegd in een standaard spaarproduct. Ook de rendementen die worden gegenereerd op de opgebouwde reserves zijn nagenoeg volledig vrijgesteld van belasting terwijl die van een standaard spaarproduct wel worden belast. Iemand die een deel van zijn nettoloon opzijzet voor de oude dag zal dus minder reserves opbouwen dan iemand die dit doet via een aanvullende pensioenregeling. Bij opname van het aanvullend pensioen is er wel een belasting terwijl het opnemen van opgespaard geld belastingvrij is. Deze belasting bij opname compenseert deels – maar zeker niet volledig – het (para)fiscale voordeel van aanvullende pensioenen tijdens de opbouwfase. Het toekennen van (para)fiscale voordelen voor aanvullende pensioenopbouw leidt tot minderontvangsten voor de overheid. Omdat deze minderontvangsten vergelijkbaar zijn met bijkomende uitgaven, worden ze in de literatuur aangeduid als belastinguitgaven (tax expenditures).
In een eerdere working paper berekenden we de belastinguitgaven voor tweedepijlerpensioenen van werknemers op basis van de kasstroombenadering (zie Peeters & Schols, 2021). De totale kosten van de (para)fiscale subsidiëring van tweedepijlerpensioenen voor werknemers werden in deze working paper geraamd op 2,00 miljard euro in 2019. Stel dat het niet langer toekennen van belastingvoordelen wel een impact heeft op het gedrag van werkgevers en zij de hogere belasting zouden compenseren door een lager bedrag te storten voor hun werknemers (zodat hun totale loonkosten dezelfde blijven), dan zouden de belastinguitgaven dalen tot 1,69 miljard euro in 2019.
In deze working paper vullen we deze berekeningen aan op basis van de actuelewaardebenadering waarbij we de kosten berekenen van tweedepijlerstortingen in 2019 rekening houdend met de toekomstige rendementen en uitkeringen die resulteren uit deze stortingen. Op basis van deze benadering vinden we een totale belastinguitgave van 1,96 (zonder gedragsveranderingen) dan wel 1,67 miljard euro (met gedragsveranderingen van werkgevers waardoor de pensioenstortingen dalen).